200404319/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 4 december 2003, kenmerk EMT/2003/3012 heeft verweerder hogere geluidgrenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder vastgesteld voor een aantal woningen in verband met de aanleg van de Nijreessingel te Almelo.
Bij besluit van 6 april 2004, kenmerk BA/04/206A'0415/BA/04/318A'04-22, verzonden op 13 april 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 25 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2004.
Bij brief van 16 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 6 januari 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, gemachtigde,en verweerder, vertegenwoordigd door K. Doldersum, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Tevens is namens de gemeente Almelo, ing. H.L. Wever, ambtenaar van de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Appellanten voeren aan dat de publicatie naar aanleiding van het ontwerpbesluit tot het doen van een verzoek tot vaststelling van hogere geluidgrenswarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder niet correct is uitgevoerd. Zij stellen hierbij dat onvoldoende duidelijk was dat een ieder in de gelegenheid werd gesteld zijn zienswijze ten aanzien van dit ontwerpbesluit in te dienen. In de publicatie van het Almelo's Weekblad van 6 mei 2003 stond ten onrechte aangegeven dat alleen belanghebbenden de ter inzage gelegde stukken konden inzien en zienswijzen konden indienen. Tevens stellen appellanten dat alleen belanghebbenden voor de hoorzitting omtrent het verzoek zijn uitgenodigd zodat evenmin een ieder de gelegenheid is gegeven tijdens de hoorzitting opmerkingen ten aanzien van het ontwerpbesluit te maken.
2.1.1. Verweerder stelt dat de publicatie inderdaad niet correct heeft vermeld dat een ieder zienswijzen kon indienen. Hij voert aan dat een informatiefolder in meer dan 2000-voud is verspreid en dat op de aanvullend gehouden informatieavond voldoende duidelijk is gemaakt dat een ieder zijn zienswijze kon indienen.
2.1.2. In artikel 13, eerste lid, onder a, van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen wordt bepaald dat van het voornemen tot het indienen van een verzoek om een hogere geluidgrenswaarde in één of meer in de in artikel 12, onder a, bedoelde gemeente verspreiding vindende dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen en voorts op de in die gemeente gebruikelijke wijzen kennis wordt gegeven.
In artikel 13, tweede lid, van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen wordt bepaald dat verzoeker een ieder in de gelegenheid stelt gedurende vier weken vanaf de dag waarop het ontwerp van het verzoek ter inzage is gelegd, het ontwerp met de daarbij behorende stukken in te zien en opmerkingen ten aanzien van het ontwerp schriftelijk te maken.
In artikel 16a van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen wordt bepaald dat de verzoeker, bedoeld in artikel 12, onder a, b en c, binnen de in artikel 13, tweede lid, bedoelde termijn een openbare zitting houdt waarbij een ieder de gelegenheid wordt gegeven opmerkingen te maken ten aanzien van het ontwerp van het verzoek, bedoeld in artikel 13.
2.1.3. De Afdeling overweegt dat onomstreden is dat de publicatie niet correct heeft vermeld dat een ieder de ter inzage gelegde stukken kon inzien en zijn zienswijzen over het ontwerpbesluit kon indienen. Dit betekent dat het besluit van 4 december 2003 in strijd met artikel 13 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen tot stand is gekomen. Het beroep treft doel en zowel het bestreden besluit op bezwaar als het besluit van 4 december 2003 komen reeds hierom voor vernietiging in aanmerking.
2.2. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 6 april 2004, kenmerk BA/04/206A'0415-BA/04/318A'04-22;
III. verklaart het bezwaar van appellanten van 26 januari 2004 gegrond;
IV. herroept het besluit van 4 december 2003, kenmerk EMT/2003/3012;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Overijssel te worden betaald aan appellanten;
VII. gelast dat de provincie Overijssel aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005