ECLI:NL:RVS:2005:AT3753

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408984/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan "Kom Tholen" door gemeenteraad van Tholen

Op 11 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Tholen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Kom Tholen" vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Zeeland op 5 oktober 2004. Appellant, wonend in het gebied dat niet in het bestemmingsplan is opgenomen, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 1 april 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en verweerder vertegenwoordigd was door B. Ventevogel, ambtenaar van de provincie. De gemeenteraad was vertegenwoordigd door drs. ing. G.H. Kooiker.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling oordeelde dat de gemeenteraad een grote beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van de plangrenzen, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat er in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan worden gehandeld. Appellant stelde dat het bestemmingsplan niet het gebied aan de Molenvlietsedijk omvatte, waar zijn woning zich bevindt. De Afdeling concludeerde dat de gemeenteraad op goede gronden had besloten om dit gebied niet op te nemen in het bestemmingsplan, omdat er geen functionele samenhang met de bebouwde kom was.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond, omdat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling was. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 13 april 2005.

Uitspraak

200408984/1.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Tholen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 februari 2004, het bestemmingsplan "Kom Tholen" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 oktober 2004, no. 0409923/67/9, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 januari 2005 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door B. Ventevogel, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar namens de gemeenteraad drs. ing. G.H. Kooiker, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt van appellant
2.2.    Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bestemmingsplan, voorzover dit niet het gebied aan de Molenvlietsedijk, waarin zijn woning staat, omvat.
Het bestreden besluit
2.3.    Verweerder heeft geen reden gezien de vastgestelde planbegrenzing in strijd met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht te achten en heeft het plan goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.    Het bestemmingsplan "Kom Tholen" voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de kern Tholen. Vaststaat dat het gebied waarin de woning van appellant staat, gelegen ten noordwesten van de Molenvlietsedijk, niet in het plan is opgenomen.
De gemeenteraad heeft bij de bepaling van de plangrenzen als uitgangspunt genomen dat sprake moet zijn van een functionele samenhang met de bebouwde kom, waarbij de grens bij voorkeur is gerelateerd aan waarneembare landschappelijke structuren. Daarbij wordt terughoudend omgegaan met het verruimen van de grenzen van de bebouwde kom ten koste van het buitengebied. De gemeenteraad heeft de gronden niet opgenomen in het plan, omdat geen sprake is van een functionele samenhang met de bebouwde kom en zij door de oprit van de ongelijkvloerse kruising van de Postweg visueel gescheiden zijn van de kern Tholen.
Het oordeel van de Afdeling
2.5.    Het betoog van appellant dient te worden opgevat als gericht tegen de grenzen van het plan.
Gelet op de systematiek van de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de gemeenteraad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht.
De Afdeling is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd is met het recht.
De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de gronden niet tot de bebouwde kom behoren, nu deze in ruimtelijk opzicht gescheiden zijn van de gronden waarop de aaneengesloten bebouwing is gelegen, die tot de kern Tholen behoort. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van appellant dat het agrarisch karakter van de omgeving grotendeels aan het verdwijnen is, dan wel reeds is verdwenen, maakt dit oordeel niet anders.
Met betrekking tot de bezwaren over het bestemmingsplan "Buitengebied", overweegt de Afdeling dat dit plan hier niet ter beoordeling staat.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Bindels
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005
85-432.