200408152/1.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Voerendaal,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 7 september 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal.
Bij besluit van 22 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal (hierna: het college) bouwvergunning aan [vergunninghouder] verleend voor het plaatsen van een kap (verblijfsruimte) op een woning, gelegen op het perceel, plaatselijk bekend [locatie], kadastraal bekend gemeente Voerendaal (VRD00), sectie [¡¦], nr. [¡¦] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor wat betreft de motivering van het besluit van 22 maart 2003 (lees: 22 maart 2004), het door hem gemaakte bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en de motivering van het besluit van 22 maart 2003 (lees: 22 maart 2004) gecorrigeerd.
Bij uitspraak van 7 september 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 5 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 november 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 9 november 2004 heeft [vergunninghouder] een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2005, waar appellant, bij monde van mr. ing. J.G. van Ek, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door W.F.J. Felder en mr. E.A. Weusten, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. S.D. van Reenen, daar als partij gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in het realiseren van een kap/verblijfsruimte bovenop de eerste verdieping van de op het perceel gelegen woning. Deze woning vormt tezamen met de naastgelegen woning een dubbel woonhuis.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Voerendaal-Kunrade" rust op het perceel de bestemming "Bebouwingsklasse F, Eengezinshuizen, max. 2 aaneen".
Ingevolge artikel 9, aanhef en lid B, onder 7, van de planvoorschriften, voorzover thans van belang, zijn de op de bestemmingskaart als bebouwingsklasse F aangewezen gronden bestemd voor woondoeleinden, met dien verstande dat op deze gronden uitsluitend eengezinshuizen en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken mogen worden opgericht, met dien verstande dat zij met zadeldaken van tenminste 25¢ª en ten hoogste 60¢ª zullen worden afgedekt.
Ingevolge artikel 9, lid D, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid B, onder 7, indien een andere dakvorm uit stedenbouwkundig oogpunt kan worden toegelaten, met dien verstande dat toepassing van platte daken uitgesloten is.
2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 april 2004 in zaak no.
200305702/1, dient de welstandstoets zich in beginsel te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het welstandsoordeel mag niet leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
2.4. Op 2 september 2003 heeft de Commissie Ruimtelijke kwaliteit District Zuid-Limburg, Rayon Landelijk Parkstad (hierna te noemen: de welstandscommissie) te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het bouwplan. Daartoe is overwogen dat het bij de architectuur van dit pand, met een asymmetrische voorgevel en een symmetrische achtergevel, vrijwel onmogelijk is een aanvaardbaar plan te maken voor het toevoegen van een kap voor de helft van het bouwblok en dat het pand wel een kap zou kunnen verdragen over de twee woningen. Op 24 juni 2004 is door de welstandscommissie Weert in een tweede advies eveneens negatief geadviseerd over het bouwplan. In dit advies is, voorzover thans van belang, overwogen dat het gevel- en straatbeeld op onaanvaardbare wijze wordt aangetast door het voorgestelde, asymmetrische dak en dat dit enerzijds geldt voor de eenheid, de compositie en de architectuur van de gevel op zichzelf en anderzijds ten aanzien van het gehele straatbeeld.
Bij besluit van 12 juli 2004 heeft het college het besluit van 22 maart 2004, waarbij bouwvergunning is verleend voor het bouwplan, met een gewijzigde motivering gehandhaafd. Het heeft in het besluit van 12 juli 2004, voorzover thans van belang, overwogen het bouwplan voldoet aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Voerendaal-Kunrade", dat de adviezen van beide welstandscommissies in strijd zijn met de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en dat de adviezen verder geen gronden aangeven waarom het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.5. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college de afwijking van beide welstandsadviezen niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
Dit betoog faalt. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat artikel 9, aanhef en lid B, onder 7, van de planvoorschriften de bouw van een zadeldak voorschrijft en dat in het planvoorschrift niet als voorwaarde wordt gesteld dat zadeldaken over het gehele bouwblok geplaatst dienen te worden. Voorts staat artikel 9, lid D, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften in de weg aan het verlenen van vrijstelling voor platte daken. Nu de beide welstandsadviezen als kern hebben de onaanvaardbaarheid van een asymmetrisch dak - dat wil zeggen een dak dat slechts op de helft van een dubbel woonhuis is aangebracht - overweegt de Afdeling met de voorzieningenrechter dat deze een belemmering vormen van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het college heeft de adviezen, naar de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, dan ook op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
Nu de welstandsadviezen uitsluitend een negatief oordeel inhouden over de asymmetrie van het dak, moet het ervoor worden gehouden, dat deze overigens uit het oogpunt van welstand geen negatief oordeel bevatten en heeft het college, anders dan appellant betoogt, zich in dat opzicht wel op deze adviezen kunnen baseren. Anders dan appellant betoogt, valt dan ook niet in te zien dat het college niet heeft gemotiveerd waarom het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005