200408218/1.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Skarsterlân,
het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân,
verweerder.
Bij besluit van 5 november 2003, kenmerk 03110516.tsd, heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot [vergunninghoudster] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 25 augustus 2004, verzonden op 27 augustus 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 4 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door W. Poppe en ing. S. Dijkstra, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.1. Appellant klaagt over geluidsoverlast van het bouwbedrijf. Hij heeft verweerder verzocht om daartegen handhavend op te treden.
2.2. Verweerder heeft het handhavingsverzoek van appellant afgewezen omdat diens woning geen woning is in de zin van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit), nu deze is gelegen op een bedrijventerrein met een gemiddelde dichtheid aan bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare. Gelet hierop behoeft de woning van appellant volgens verweerder geen bescherming.
2.3. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder h, onder 2, van het Besluit wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen onder woning verstaan een gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met uitzondering van een dienst- of bedrijfswoning die op een bedrijventerrein is gelegen met een gemiddelde dichtheid aan dienst- of bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare.
Voorschrift 1.1.1 van Bijlage B van het Besluit geeft voorschriften voor onder meer het geluidsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de gevel van woningen dan wel in in- of aanpandige woningen.
2.4. Appellant betoogt dat verweerder bij de beoordeling van het aantal woningen per hectare ten onrechte slechts naar bedrijventerrein "Het Slot" heeft gekeken. Volgens hem had ook bedrijventerrein "Slotmolen" daarbij betrokken moeten worden, omdat deze twee bedrijventerreinen nauw verweven zijn. Ter illustratie wijst hij erop dat [vergunninghoudster] op beide terreinen gevestigd is. Wanneer bedrijventerrein "Slotmolen" ook bij de beoordeling betrokken was, zou de gemiddelde dichtheid aan bedrijfswoningen hoger uitgekomen zijn dan ten hoogste één per hectare.
2.4.1. De Afdeling gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De woning van appellant is gelegen op industrieterrein "Het Slot". Dat terrein is tussen 1972 en 1992 in verschillende fasen ontwikkeld. De verschillende delen van dit terrein hebben een gezamenlijke wegenstructuur, die is afgestemd op het bestemmingsverkeer van de daar gelegen bedrijven. Het terrein wordt aan één zijde begrensd door de Tsjûkemarwei, zijnde de verbindingsweg tussen het dorp Sint Nicolaasga en de snelweg A6. Aan de overzijde van die weg is vanaf 2000 industrieterrein "Slotmolen" ontwikkeld.
Gezien die feiten en omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat verweerder de industrieterreinen "Het Slot"en "Slotmolen" terecht niet heeft aangemerkt als één industrieterrein in de zin van het Besluit, omdat anders de status van de woning van appellant zou afhangen van het aantal woningen op een ander industrieterrein, dat later is ontwikkeld; ook zou de status van bedrijfswoningen op "Slotmolen"worden beïnvloed door de aanwezigheid van het andere industrieterrein, "Het Slot".
2.5. Appellant betoogt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte aanneemt dat op het deel van het bedrijventerrein dat valt onder bestemmingsplan "Sint Nicolaasga bedrijventerrein het Slot II" vier woningen zijn gelegen, omdat verweerder er in het besluit van 5 november 2003 nog van uitging dat op dat deel van het bedrijventerrein drie woningen gevestigd zijn. Verder is volgens appellant het aantal woningen dat volgens verweerder op het gehele bedrijventerrein "Het Slot"gelegen is (te weten: 9) onjuist.
2.5.1. De Afdeling stelt voorop dat verweerder in de beslissing op het bezwaar van appellant zijn besluit van 5 november 2003 geheel diende te heroverwegen en dus ook feitelijkheden diende te corrigeren. De gewijzigde vaststelling van het aantal woningen maakt de procedure niet onzorgvuldig. Met verweerder stelt de Afdeling vast dat appellant zijn stelling dat op het gehele bedrijventerrein "Het Slot" meer dan negen woningen zouden staan, niet heeft gestaafd. Aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting moet het er voor worden gehouden dat bedrijventerrein "Het Slot" een bedrijventerrein is met een gemiddelde dichtheid aan bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare, ongeacht welk gedeelte van dat terrein in aanmerking wordt genomen. De woning van appellant is dus gelegen op een industrieterrein met een gemiddelde dichtheid aan bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare, zodat geen sprake is van een woning in de zin van het Besluit. De voorschriften van dit Besluit zijn op die woning dan ook niet van toepassing. Verweerder heeft het verzoek derhalve terecht afgewezen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005