200405049/1.
Datum uitspraak: 6 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs",
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 april 2004 in het geding tussen:
de Protestants Christelijke Schoolvereniging voor Primair Onderwijs in Emmen en omgeving, gevestigd te Emmen
Bij besluit van 13 december 2002 heeft appellante de Protestants Christelijke Schoolvereniging voor Primair Onderwijs in Emmen en omgeving (hierna: de schoolvereniging) ten behoeve van de vaststelling van de door de schoolvereniging te betalen toeslag in het kader van het vervangingsbijdrage-differentiatiesysteem, overeenkomstig het gestelde in artikel 4D van het Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2002-2003 (hierna: het reglement), ingedeeld in trede 1. Uit het bij dit besluit gevoegde overzicht blijkt dat de schoolvereniging een toeslag is verschuldigd van € 19.894,00.
Bij besluit van 26 februari 2003 heeft appellante wegens mitigatie van de toeslagen de door de schoolvereniging te betalen toeslag gewijzigd vastgesteld tot een bedrag van € 9.947,00.
Bij besluit van 16 september 2003 heeft appellante het daartegen door de schoolvereniging gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2004, verzonden op 11 mei 2004, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door de schoolvereniging ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellante een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2004. Deze brief is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2004, heeft de schoolvereniging van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.M. Bitter, advocaat te Den Haag en mr. G.F.M. Gigace, en de schoolvereniging, vertegenwoordigd door J.C. Meuzelaar en W.M. Schott, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 13 december 2002 heeft appellante onder toepassing van artikel 4D van het reglement, op grond van de op 31 oktober 2002 beschikbare gegevens de schoolvereniging ingedeeld in trede 1. In het gewijzigde primaire besluit en in de beslissing op bezwaar is deze indeling in trede 1 niet gewijzigd. Op grond van artikel 4C van het reglement bedraagt de toeslag bij indeling in trede 1: 0,5%. Bij het gewijzigde primaire en in bezwaar gehandhaafde besluit is deze toeslag gemitigeerd en vastgesteld op 0,25%.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van de schoolvereniging tegen het besluit van 16 september 2003 van appellante gegrond verklaard en daartoe overwogen dat niet is gebleken dat het besluit tot mitigatie van 26 februari 2003 op een wettelijke grondslag berust.
2.3. Appellante betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de schoolvereniging geen belang had bij haar beroep tegen het bestreden besluit, nu een gegrondverklaring van dat beroep en dientengevolge de intrekking van het mitigatiebesluit ertoe zou leiden dat de schoolvereniging de oorspronkelijk hogere toeslag zou moeten betalen. Dit betoog slaagt.
2.4. Niet in geschil was de indeling door appellante van de schoolvereniging in de hiervoor genoemde trede 1, doch uitsluitend de hoogte van de toeslag. Appellante heeft op grond van deze indeling op 13 december 2002 een toeslag opgelegd van € 19.894,00. Het besluit van appellante de toeslag te mitigeren tot een bedrag van € 9.947,00 betekent voor de schoolvereniging louter een gunstige afwijking van de eerder op basis van het reglement vastgestelde hoogte van de toeslag. De schoolvereniging had reeds om die reden geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling door de rechtbank van het besluit tot mitigatie. Dat de schoolvereniging voor € 14.000,00 aan kosten voor vervanging uit eigen middelen heeft betaald, is een aspect dat bij het besluit tot mitigatie geen rol speelt en derhalve relevantie ontbeert. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank dit heeft miskend en het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd.
2.5. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, dient het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 april 2004, 03/933 BELEI;
III. verklaart het beroep bij de rechtbank alsnog niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005