200408191/1.
Datum uitspraak: 6 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 15 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren het wijzigingsplan "Plan tot wijziging van het bestemmingsplan Spiegel- en Blijkpolder ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening" (verder: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 23 juli 2004, kenmerk 2004-29076, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2005, waar appellante, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Appellante stelt dat de officiële inzageperiode van het ontwerp-wijzigingsplan tien dagen te kort is geweest. Daartoe voert zij aan dat in de publicaties is vermeld dat het ontwerp vanaf 14 mei 2004 ter inzage ligt terwijl dit volgens het bestreden besluit vanaf 3 mei 2004 is.
2.2.1. Het ontwerp-wijzigingsplan is blijkens de stukken bekendgemaakt in het Wijdemeren Journaal van 13 mei 2004 en de Staatscourant van dezelfde datum. In deze publicaties is vermeld dat de stukken met ingang van 14 mei 2004 ter inzage liggen. De Afdeling acht aannemelijk dat de in het bestreden besluit genoemde datum berust op een kennelijke verschrijving, zoals door verweerder is gesteld. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het ontwerp niet overeenkomstig de in de publicaties genoemde periode ter inzage heeft gelegen.
De verschrijving in het bestreden besluit heeft voorts geen nadelige gevolgen gehad voor rechtzoekenden, reeds omdat het bestreden besluit na afloop van de terinzagelegging en publicatie daarvan is genomen.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling daarom geen grond voor het oordeel dat de publicatie en de ter inzage ligging van het ontwerp-wijzigingsplan niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
2.2.2. Appellante stelt voorts dat door de onregelmatige bezorging van het blad waarin gemeentelijke kennisgevingen worden geplaatst, problemen ontstaan. In de praktijk blijkt volgens appellante dat de ene week wel bezorging plaatsvindt en de andere week niet.
2.2.3. De Afdeling overweegt dat blijkens de stukken gemeentelijke mededelingen eens in de twee weken plaatsvinden in een plaatselijke editie van "De Gooi- en Eembode", het huis-aan-huisblad "Het Wijdemeren Journaal". Niet is gebleken dat de bezorging van het huis-aan-huisblad "Het Wijdemeren Journaal" in het algemeen dusdanige gebreken vertoonde dat het gemeentebestuur dit blad niet had mogen gebruiken als middel ter bekendmaking van de gemeentelijke mededelingen.
2.3. Het wijzigingsplan voorziet in het vergroten van het bouwvlak van een perceel aan de Dammerweg 109 en het wijzigen van de bestemming van een nabijgelegen perceel aan de Dammerweg 108, beide ten behoeve van wasserijdoeleinden. Daarnaast voorziet het plan op het perceel aan de Dammerweg 108a in een bestemming ten behoeve van wonen.
2.4. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij is van mening dat ten onrechte toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. In dit verband voert appellante aan dat de wasserijactiviteiten ter plaatse reeds geruime tijd zijn beëindigd en dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat zich in de leegstaande bedrijfshal op korte termijn een nieuwe wasserij zal vestigen. Zij wijst hierbij op het feit dat in het jaar 2000 plannen zijn ontwikkeld om het gebouw van de wasserij af te breken en woningbouw te verwezenlijken. Hiertoe zijn gesprekken gevoerd met omwonenden en worden ter plaatse saneringswerkzaamheden uitgevoerd teneinde de grond geschikt te maken voor woningbouw. In het verlengde hiervan wijst zij erop dat met het wijzigen van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" in "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa" op het perceel Dammerweg 108a wordt voorbij gegaan aan de doelstelling en oorsprong van de bepaling dat de woning gerelateerd moet zijn aan het wasserijbedrijf.
Appellante stelt voorts dat niet duidelijk is welk perceel met de aanduiding Dammerweg 108a wordt bedoeld.
Bovendien ligt de nog te bouwen woning op het perceel Dammerweg 108a in een kwetsbaar gebied aan de rand van een natuur- en recreatiegebied en behoort het gebied tot het 'Groene Hart', aldus appellante.
2.5. Verweerder heeft het plan niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het wijzigingsplan goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 36, leden VI en VII, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Spiegel- en Blijkpolder".
Ingevolge artikel 36, lid VI, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, mits gelijktijdig toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 36, lid VII, ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding "gebied wijzigingsbevoegdheid III" voorkomt, de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" te wijzigen ten behoeve van een vergroting van het bebouwingsvlak.
Ingevolge artikel 36, lid VII, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, mits gelijktijdig toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 36, lid VI, ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding "gebied wijzigingsbevoegdheid IV" voorkomt, de bestemming "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa" te wijzigen in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" als bedoeld in artikel 16, en de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa", als bedoeld in artikel 4.
2.6.2. Het wijzigingsplan voorziet in een bestemmingsruil tussen de percelen Dammerweg 108 en Dammerweg 108a, door te bepalen dat de bestemming "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa" wordt gewijzigd in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" betreffende het perceel Dammerweg 108 en de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" wordt gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa" betreffende het perceel Dammerweg 108a. Hierdoor wordt de bestaande burgerwoning op het perceel Dammerweg 108 bedrijfswoning. Het perceel Dammerweg 108a is thans onbebouwd. Het wijzigingsplan maakt op dat perceel een eengezinswoning mogelijk.
Voorts maakt het wijzigingsplan uitbreiding van het bebouwingsvlak op het perceel Dammerweg 109 met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" mogelijk.
2.6.3. Het college van burgemeester en wethouders is tot wijziging overgegaan naar aanleiding van een verzoek van [belanghebbende]. Deze heeft verzocht de bestemmingen van de percelen Dammerweg 108 en 108a tegen elkaar te ruilen en het bebouwingsvlak op het perceel Dammerweg 109 uit te breiden. Hij wenst de bestaande wasserijhal ten behoeve van een mogelijk nieuwe gebruiker uit te breiden en deze een meer representatieve uitstraling te geven. Omdat vergroting van de wasserijhal ertoe leidt dat deze dichter op de bestaande burgerwoning op het perceel Dammerweg 108 komt te staan, ligt het naar de mening van [belanghebbende] voor de hand aan deze woning de functie van bedrijfswoning toe te kennen en op het perceel Dammerweg 108a een nieuwe burgerwoning te bouwen, waar de bewoners minder hinder van de bedrijfsactiviteiten zullen ondervinden.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. Het perceel Dammerweg 108a is aangeduid op de plankaart. De stelling van appellante dat niet duidelijk is welk perceel wordt bedoeld treft derhalve geen doel.
2.7.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat op het perceel Dammerweg 109 al enige tijd geen wasserijactiviteiten plaatsvinden en dat ook niet in de lijn der verwachting ligt dat nieuwe wasserijactiviteiten zullen worden ontwikkeld. Artikel 16 van de planvoorschriften stelt dat gronden, aangewezen voor bedrijfsdoeleinden wasserijen zijn bestemd voor bebouwing en voorzieningen ten behoeve van wasserijbedrijven, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning. Indien op het perceel Dammerweg 109 feitelijk geen wasserijbedrijf gevestigd is, bestaat geen verband tussen de woning die volgens het wijzigingsplan als bedrijfswoning moet worden aangemerkt en een wasserijbedrijf. Nu geen feitelijke bedrijfsactiviteiten zijn te verwachten heeft verweerder derhalve in dit geval niet in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het bestemmen van het perceel Dammerweg 108 tot "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" en het vergroten van het bouwvlak met dezelfde bestemming op perceel Dammerweg 109 niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Gelet hierop en gelet op de koppeling tussen de wijzigingsbevoegdheden is het wijzigen van de bestemming van het perceel Dammerweg 108a van "Bedrijfsdoeleinden wasserijen" in "Woondoeleinden eengezinshuizen Wa" in strijd met artikel 36, lid VII van de planvoorschriften van het bestemmingsplan.
2.7.2. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder, door het plan goed te keuren, gehandeld in strijd met de artikelen 11 en 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Uit het voorgaande volgt tevens dat rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.
Gelet hierop behoeven de overige argumenten van appellante geen bespreking.
2.7.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 23 juli 2004, kenmerk 2004-29076;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan "Plan tot wijziging van het bestemmingsplan Spiegel- en Blijkpolder ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder II genoemde besluit;
V. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005