ECLI:NL:RVS:2005:AT2789

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410531/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuringsbesluit bestemmingsplan door de Raad van State

Op 24 maart 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Buitengebied 1997, 1e partiële herziening' van de gemeenteraad van Sint-Oedenrode. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 29 april 2004, voorziet in de bouw van vier burgerwoningen in het buitengebied, wat verzoekers, eigenaren van een nabijgelegen melkveebedrijf, als nadelig ervaren. Zij hebben bij de Raad van State beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 23 november 2004 werd genomen. Verzoekers vorderden schorsing van dit goedkeuringsbesluit, omdat zij menen dat hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt en dat de goedkeuring in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.

Tijdens de zitting op 4 maart 2005 zijn de verzoekers, bijgestaan door een gemachtigde, en de verweerder, vertegenwoordigd door een ambtenaar van de provincie, gehoord. Ook de gemeenteraad was vertegenwoordigd. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft twijfels geuit over de toepassing van de ruimte-voor-ruimte regeling en de gehanteerde omgevingscategorie. De Voorzitter concludeert dat er onvoldoende overtuiging is dat het bestreden besluit in de bodemprocedure stand zal houden.

Daarom heeft de Voorzitter besloten om het goedkeuringsbesluit te schorsen en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant te veroordelen in de proceskosten van de verzoekers. Tevens is bepaald dat de provincie het griffierecht aan verzoekers dient te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 24 maart 2005.

Uitspraak

200410531/2.
Datum uitspraak: 24 maart 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2004 heeft de gemeenteraad van Sint-Oedenrode, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 april 2004, het bestemmingsplan "Buitengebied 1997, 1e partiële herziening (locatie […])" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 23 november 2004, no. 1000095, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 24 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2005, waar verzoekers, bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door C.G.A. van Rossum en R.W.M. van den Broek, ambtenaren van de gemeente, en [partij], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plangebied bestaat uit een perceel van [partij]. Tot voor kort was er een agrarisch bedrijf gevestigd. Het plan voorziet ter plaatse in de bouw van vier burgerwoningen in het buitengebied op basis van de zogenoemde ruimte-voor-ruimte regeling en een burgerwoonbestemming voor een agrarische bedrijfswoning.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en verzoeken schorsing van het goedkeuringsbesluit. Zij stellen dat de ontwikkelingsmogelijkheden van hun melkveebedrijf, dat in de nabijheid van het plangebied ligt, zullen worden beperkt als gevolg van het plan. Zij voeren onder meer aan dat ten onrechte omgevingscategorie II wordt gehanteerd en dat voor het bepalen van de stankcirkel van het melkveebedrijf wordt uitgegaan van een verkeerd emissiepunt.
Voorts stellen zij dat de ruimte-voor-ruimte regeling hier niet mag worden toegepast en dat het advies van de Provinciale Planologische Commissie op dit punt zonder deugdelijke motivering niet wordt gevolgd.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd.
2.5.    In het streekplan Brabant in Balans zijn de voorwaarden voor toepassing van de ruimte-voor-ruimte regeling beschreven. Een van deze voorwaarden is dat de bouw van woningen uitsluitend binnen de bebouwde kom mag plaatsvinden dan wel binnen een kernrandzone of een bebouwingscluster en bovendien zoveel mogelijk dient aan te sluiten op de bestaande bebouwing. Een kernrandzone is in het streekplan omschreven als een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar.
Het plangebied ligt op een afstand van ruim honderd meter van de kern Olland. De Voorzitter is er, gelet op de beperkte grootte van de kern Olland en gelet op het feit dat er slechts weinig bebouwing staat tussen deze kern en het plangebied, op voorhand niet van overtuigd dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het hier een kernrandzone betreft.
Voorts is, gelet op de aard van de omgeving en het feit dat deze blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting in het verleden is aangemerkt als omgevingscategorie III, bij de Voorzitter twijfel blijven bestaan over de vraag of verweerder van de juiste omgevingscategorie is uitgegaan.
2.6.    Gelet op al het voorgaande is de Voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. In verband hiermee acht hij termen aanwezig de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Gelet op de belangen van [partij] ziet de Voorzitter voorts aanleiding een spoedige behandeling van de hoofdzaak te bevorderen.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 23 november 2004, 1000095;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 59,51; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Klein
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2005.
176-448.