200408052/1.
Datum uitspraak: 30 maart 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellant B], wonend te [woonplaats],
appellanten,
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
Bij besluit van 23 maart 2004, kenmerk GE/RL/VV01/165806/WM 03.4176, heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) een nadere eis gesteld met betrekking tot de horeca-inrichting aan de [locatie 1] te [plaats].
Bij besluit van 19 augustus 2004, kenmerk DIA/AD/JZ/PK/1448695, verzonden op 20 augustus 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 27 september 2004, bij de Arrondissementsrechtbank Utrecht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Dit geschrift is doorgezonden aan de Raad van State ter behandeling als beroepschrift.
Bij brief van 11 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2005, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door G.G. Prinsen, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.P. Grünbauer en R.P. Lekkerkerker, gemachtigden, zijn verschenen.
Voorts zijn daar als partij [partij 1] en [partij 2] gehoord.
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 23 maart 2004 gehandhaafd. Bij dat besluit heeft verweerder een nadere eis gesteld voor het equivalente geluidniveau waaraan de inrichting, het [eetcafé] aan de [locatie 1] te [plaats], ten aanzien van de woning aan de [locatie 2] moet voldoen. Gelet op de voorgenomen verplaatsing van de woning aan de [locatie 2] heeft hij ten aanzien van de gevel van die woning na verplaatsing, equivalente geluidgrenswaarden van 53, 48 en 43 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode gesteld. Deze nadere eis treedt niet eerder in werking dan nadat de betreffende bouwvergunning is verleend en het project is gerealiseerd.
2.2. Krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit, voorzover hier van belang, kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen voorschriften ten aanzien van geluid, voorzover dat in hoofdstuk 4 van die bijlage is aangegeven.
In voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit, voorzover hier van belang, is kort gezegd bepaald dat het equivalente geluidniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge voorschrift 4.1.1 van de bijlage bij het Besluit, voorzover hier van belang, kan het bevoegd gezag in de gevallen waarin de in voorschrift 1.1.1, 1.1.5 en 1.1.7 opgenomen waarden voor equivalente geluidniveaus en piekniveaus naar zijn oordeel te hoog of te laag zijn voor een inrichting, bij nadere eis waarden kan vaststellen die lager of hoger zijn dan de in voorschrift 1.1.1, 1.1.5 en 1.1.7 opgenomen waarden. Voor inrichtingen die vóór de datum van inwerkingtreding van het Besluit zijn opgericht, mag de etmaalwaarde niet lager zijn dan 40 dB(A).
Ingevolge voorschrift 4.1.2 van de bijlage bij het Besluit, voorzover hier van belang, is bepaald dat het bevoegd gezag slechts hogere waarden kan vaststellen als bedoeld in voorschrift 4.1.1 indien binnen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van 35 dB(A) wordt gewaarborgd. Deze etmaalwaarde geldt niet indien de gebruiker van deze woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidmetingen.
Ingevolge de bij het bestreden besluit gestelde nadere eis gelden voor het equivalente geluidniveau (Laeq) ter plaatse van de op de bijgevoegde plattegrondtekening vermelde waarneempunten voor de toekomstige situatie van het pand Hamseweg 33 grenswaarden van 53, 48 en 43 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.3. Appellanten, de eigenaar en de exploitant van de onderhavige inrichting, kunnen zich niet met de door verweerder gestelde nadere eis verenigen. Zij zijn van mening dat het instrument van de nadere eis niet bedoeld is voor een geval als het onderhavige. Verder zijn zij van mening dat geen nadere eis kan worden opgelegd indien daar vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering van de inrichting of de milieuhygiënische situatie geen belang bij bestaat. Daarnaast vrezen zij dat de bedrijfszekerheid van de onderhavige inrichting door de gestelde nadere eis in gevaar komt.
2.4. Verweerder stelt de onderhavige nadere eis te hebben gesteld, omdat de nieuw te bouwen woning aan de [locatie 2], na sloop van de oude woning, dichter bij de onderhavige inrichting zal komen te liggen. Volgens verweerder zal de inrichting dan op de gevel van deze woning niet aan de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarden voor het equivalente geluidniveau kunnen voldoen. Uit het Besluit en de toelichting daarop volgt volgens verweerder de mogelijkheid om in een dergelijk geval een nadere eis te stellen. Bij het stellen van de nadere eis is tevens in aanmerking genomen dat een binnenniveau van 35 dB(A) in de woning aan de [locatie 2] is gegarandeerd, aldus verweerder. Verder heeft verweerder gesteld dat de voorgenomen verplaatsing van voornoemde woning naar zijn mening planologisch wenselijk moet worden geacht. Hij ziet in die verplaatsing dan ook een algemeen belang. Daarnaast heeft verweerder erop gewezen dat de gestelde nadere eis geen gevolgen heeft voor de onderhavige inrichting en dat de continuïteit van de bedrijfsvoering is gewaarborgd; de nadere eis is er juist op gericht te verzekeren dat de geluidemissie van de inrichting gelijk kan blijven aan de huidige, ondanks de grotere nabijheid van de nieuwe woning.
2.5. De Afdeling overweegt dat verweerder in verband met de realisering van de voorgenomen verplaatsing van de woning aan de [locatie 2], op grond van voorschrift 4.1.1 van de bijlage bij het Besluit op zichzelf in redelijkheid kan besluiten een nadere eis als de onderhavige te stellen, mits verzekerd is dat wat de woning aan de [locatie 2] betreft wordt voldaan aan de ingevolge voorschrift 4.1.2 van de bijlage bij het Besluit vereiste binnenwaarde van 35 dB(A). Blijkens het verhandelde ter zitting is onbestreden dat dan voldoende zekerheid zal bestaan dat de gestelde nadere eis geen gevolgen zal hebben voor de onderhavige inrichting, in die zin dat van de zijde van appellanten geen maatregelen hoeven te worden getroffen om aan de bij nadere eis gestelde geluidgrenswaarden én aan de eis van genoemd voorschrift 4.1.2 te kunnen voldoen. Nu de inwerkingtreding van de gestelde nadere eis evenwel niet afhankelijk is gesteld van het voldoen aan voornoemde binnenwaarde in de nieuwe woning aan de [locatie 2], is het niet zeker dat de door verweerder gestelde nadere eis geen gevolgen zal hebben voor [eetcafé]. Het besluit is daarom in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen, alsmede met de rechtszekerheid.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort van 19 augustus 2004, kenmerk DIA/AD/JZ/PK/1448695;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 684,63, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amersfoort aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Amersfoort aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2005.