ECLI:NL:RVS:2005:AT2769

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409595/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuringsbesluit wijzigingsplan Buitengebied Neerijnen 2002

Op 22 maart 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een geschil tussen een verzoeker, wonend te Neerijnen, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een besluit van 3 augustus 2004 van het college van burgemeester en wethouders van Neerijnen, waarbij een wijzigingsplan voor een agrarisch bouwperceel is vastgesteld. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Gelderland, heeft op 3 september 2004 goedkeuring verleend aan dit wijzigingsplan.

De verzoeker heeft tegen dit goedkeuringsbesluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 maart 2005 heeft de Voorzitter het verzoek behandeld. De verzoeker stelt dat de goedkeuring onterecht is verleend, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor wijziging van het bestemmingsplan. Hij betoogt dat het perceel niet geschikt is voor de vestiging van een agrarisch bedrijf, omdat het volgens de waardenkaart een draaiakkercomplex betreft.

De Voorzitter heeft overwogen dat het goedkeuringsbesluit mogelijk in strijd is met de voorschriften van het bestemmingsplan, omdat de adviesinstantie niet tijdig is gehoord. Tevens is er twijfel over de noodzaak van de wijziging van het bestemmingsplan op basis van bedrijfseconomische omstandigheden. Gelet op deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het goedkeuringsbesluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Daarnaast is het college van gedeputeerde staten van Gelderland veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker en is het griffierecht vergoed.

Uitspraak

200409595/2.
Datum uitspraak: 22 maart 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Neerijnen,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Neerijnen het wijzigingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002, agrarisch bouwperceel aan de [locatie] vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 3 september 2004, no. RE2004.72411, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2004, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2005, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft is verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door drs. R.W. Peek, ambtenaar van de gemeente, en [partij], bijgestaan door [gemachtigde] daar gehoord. Verweerder is, met berichtgeving, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan behelst een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002". Het voorziet in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" voor een perceel aan de [locatie], waar [partij] een fruitteeltbedrijf wil vestigen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en verzoekt schorsing van het goedkeuringsbesluit.
Hij voert onder meer aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden dat de wijziging noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden en dat voorafgaand aan het wijzigingsbesluit de dienst Ruimte, Economie en Welzijn is gehoord. Voorts wijst hij erop dat ten onrechte wordt gesteld dat het perceel in het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" de bestemming "Agrarisch gebied" heeft en dat vestiging van een agrarisch bedrijf ter plaatse niet mogelijk is, omdat het volgens de waardenkaart een draaiakkercomplex betreft.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit goedgekeurd.
2.5.    Ingevolge de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" had het perceel in dat plan de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Verweerder is er ten onrechte vanuit gegaan dat het perceel in dat plan de bestemming "Agrarische doeleinden" had.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de in tabel 2 genoemde bestemmingen te wijzigen, nadat hieromtrent vooraf de in de tabel genoemde adviesinstanties zijn gehoord en voldaan is aan de bepalingen van artikel 22. Ingevolge tabel 2 kan de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden" worden gewijzigd in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf. In dat geval dient advies te worden ingewonnen van de dienst Ruimte, Economie en Welzijn. Eerst bij brief van 7 augustus 2003 heeft deze dienst geadviseerd over de wijziging. Het vaststellingsbesluit is derhalve genomen voordat de voorgeschreven adviesinstantie was gehoord, wat in strijd is met artikel 23, tweede lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002".
Ingevolge tabel 2 zijn voorts bij wijziging de toetsingscriteria van artikel 24, tweede lid, onder A, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" van toepassing. Ingevolge dit artikellid is vestiging van een nieuw volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf binnen de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden" mogelijk onder de voorwaarde dat de vestiging van het bedrijf noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische omstandigheden dan wel andere bedrijfsomstandigheden. De Voorzitter heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting op voorhand niet de overtuiging gekregen dat in dit geval bedrijfseconomische omstandigheden dan wel andere bedrijfsomstandigheden ertoe nopen dat op dit perceel een bouwperceel ten behoeve van een fruitteeltbedrijf wordt toegestaan.
Voorts is het perceel op de bij het plan behorende waardenkaart aangemerkt als "draaiakkercomplex". Ingevolge artikel 24, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" is vestiging van agrarische bedrijven, waarvoor een nieuw bouwvlak dient te worden opgenomen, uitgesloten op gronden gelegen binnen de op de waardenkaart aangegeven differentiatie "draaiakkercomplex". Het betoog van het college van burgemeester en wethouders dat de waardenkaart in zoverre onjuist is omdat het perceel feitelijk geen draaiakkercomplex betreft, neemt niet weg dat het bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen 2002" niet voorziet in de mogelijkheid om hier een agrarisch bedrijf te vestigen.
2.6.    Gelet op al het voorgaande is de Voorzitter er op voorhand niet van overtuigd dat het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven en ziet hij aanleiding het besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 3 september 2004, RE2004.72411;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 697,11, waarvan een bedrag van € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Klein
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2005.
176-448.