ECLI:NL:RVS:2005:AT1988

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405254/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor reclameborden door college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad om een vergunning te verlenen voor reclameborden op zijn pand. Het college heeft op 24 april 2003 besloten om de vergunning te weigeren, omdat de reclameborden niet voldeden aan de eisen van de Welstandsnota. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 11 november 2003. Vervolgens heeft de rechtbank Haarlem op 10 mei 2004 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 28 juni 2004 is ingekomen.

De Raad van State heeft de zaak op 13 januari 2005 behandeld. De appellant heeft betoogd dat hij op basis van mededelingen van een ambtenaar van de gemeente had mogen vertrouwen dat de reclameborden toegestaan waren. Dit betoog faalt echter, omdat de appellant niet heeft aangetoond dat er toezeggingen zijn gedaan over de reclameborden. Ook het argument dat de vergunningaanvraag vóór de inwerkingtreding van de Welstandsnota was ingediend, werd verworpen, omdat de aanvraag dateert van 26 februari 2003, terwijl de Welstandsnota al in 2002 in werking was getreden.

De Raad van State concludeert dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de weigering van de vergunning in stand kan blijven. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 23 maart 2005.

Uitspraak

200405254/1.
Datum uitspraak: 23 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 10 mei 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd appellant  vergunning te verlenen voor de op het pand aan de [locatie] te [plaats] aangebrachte reclameborden.
Bij besluit van 11 november 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 mei 2004, verzonden op 13 mei 2004, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 augustus 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2005, waar appellant in persoon is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4.7.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Zaanstad is het de rechthebbende op een onroerende zaak binnen de bebouwde kom, alsmede de hoofdgebruiker van die zaak, verboden zonder vergunning van het college deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder a, van dat artikel kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien de reclame, hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.2.    Het college heeft de vergunning geweigerd onder meer op de grond dat de in geding zijnde reclameborden niet voldoen aan het in de Welstandsnota neergelegde criterium, dat geen reclame is toegestaan op een gebouw met een woonbestemming.
2.3.    De rechtbank is op goede gronden tot de juiste conclusie gekomen dat deze weigering in rechte stand kan houden.
Het betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat hij er op basis van door de heer De Wit, ambtenaar van de gemeente, gedane mededelingen ten tijde van de vestiging van zijn kapperszaak op mocht vertrouwen dat de reclameborden waren toegestaan, faalt. Appellant heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hem toezeggingen zijn gedaan die op de in geding zijnde reclameborden betrekking hebben.
Evenmin slaagt het betoog van appellant dat zijn vergunningaanvraag is ingediend vóórdat de Welstandsnota in werking trad,  omdat de enige in het dossier aanwezige aanvraag van appellant dateert van 26 februari 2003, terwijl de Welstandsnota in 2002 in werking is getreden. Dat de reclameborden reeds aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van de Welstandsnota doet niet ter zake; het in artikel artikel 4.7.2, eerste lid, van de APV gold toen immers ook al. Overigens gold ten tijde van de vestiging van de kapperszaak van appellant, naar het college onweersproken heeft gesteld, een beleid dat goeddeels overeenkwam met het beleid zoals dat thans in de Welstandsnota is neergelegd.
2.4.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005
383.