ECLI:NL:RVS:2005:AT1973

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500555/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Stadscentrum te Hoogezand-Sappemeer

Op 18 maart 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Stadscentrum, Herziening ex artikel 30 Wet op de Ruimtelijke Ordening" van de gemeenteraad van Hoogezand-Sappemeer. Dit bestemmingsplan werd op 27 april 2004 vastgesteld op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Verzoekers hebben op 19 januari 2005 beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad en verzochten de Voorzitter om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 4 maart 2005, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en verweerder door C.A.W. Bouwense, ambtenaar van de provincie. De gemeenteraad was vertegenwoordigd door mr. G.H. Arkema, ambtenaar van de gemeente.

Verzoekers stelden dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Stadserf" in strijd was met de Wet geluidhinder en dat de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit niet zouden worden gehaald. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om schorsing van het goedkeuringsbesluit niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. De gemeenteraad had bovendien verklaard dat de uitvoering van het plandeel pas in 2008 zou beginnen.

De Voorzitter heeft het verzoek afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van verweerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2005.

Uitspraak

200500555/2.
Datum uitspraak: 18 maart 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2004 heeft de gemeenteraad van Hoogezand-Sappemeer, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 maart 2004, het bestemmingsplan "Stadscentrum, Herziening ex artikel 30 Wet op de Ruimtelijke Ordening" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 23 november 2004, no. 2004-14.662/48/B.14, RRB beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 17 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en verweerder, vertegenwoordigd door C.A.W. Bouwense, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. G.H. Arkema, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Stadserf" dat betrekking heeft op de Meint Veningaweg en verzoeken schorsing van het goedkeuringsbesluit in zoverre.
Zij voeren aan dat als gevolg van het plan normen uit de Wet geluidhinder zullen worden overschreden. Voorts betwijfelen zij dat zal worden voldaan aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit.
2.3.    Verweerder heeft geen reden gezien het plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit goedgekeurd.
2.4.    Ter zitting is door de gemeenteraad verklaard dat pas in 2008 begonnen zal worden met verwezenlijking van het bestreden plandeel. Gelet hierop bestaat geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Het verzoek komt niet voor toewijzing in aanmerking.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling van verweerder bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Klein
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2005.
176-448.