ECLI:NL:RVS:2005:AT1972

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500326/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Haaksbergen-Dorp

Op 18 maart 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers en het college van gedeputeerde staten van Overijssel. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Haaksbergen-Dorp', dat op 31 maart 2004 door de gemeenteraad van Haaksbergen is vastgesteld. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit plan door de gedeputeerde staten van Overijssel, die op 2 november 2004 heeft plaatsgevonden. Verzoekers hebben op 12 en 13 januari 2005 verzocht om een voorlopige voorziening, die op 14 maart 2005 ter zitting is behandeld.

Verzoeker sub 1 betoogde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Woonhuizen' onterecht was, omdat dit in strijd zou zijn met het beleid van het waterschap Regge en Dinkel. Hij stelde dat een amendement dat door de gemeenteraad was aangenomen, niet correct in het bestemmingsplan was verwerkt. De Voorzitter oordeelde dat de uitvoering van het amendement, waarbij een afstand van vier meter tot de oever van waterpartijen werd aangehouden, overeenkwam met de bedoeling van de gemeenteraad en niet in strijd was met het beleid van het waterschap.

Verzoeker sub 2 voerde aan dat de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming 'Winkels' onterecht was, omdat dit zijn bouwplan zou belemmeren. De Voorzitter stelde vast dat verzoeker niet gebaat was bij een schorsing van het besluit, omdat dit de gewenste bouw niet mogelijk maakte. De Voorzitter concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een voorlopige voorziening rechtvaardigden.

De Voorzitter heeft beide verzoeken afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 maart 2005.

Uitspraak

200500326/2.
Datum uitspraak: 18 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Haaksbergen het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp" vastgesteld.
Bij besluit van 2 november 2004, kenmerk RWB/2004/1398 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij faxbericht van 12 januari 2005, en [verzoeker sub 2] bij faxbericht van 13 januari 2005 beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 13 januari 2005 heeft [verzoeker sub 1] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij faxbericht van 13 januari 2005 heeft [verzoeker sub 2] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 maart 2005, waar [verzoeker sub 1] in persoon en bijgestaan door mr. W.G.C. Wijsman, gemachtigde, [verzoeker sub 2] in persoon en bijgestaan door mr. D. Pool, advocaat te Zwolle, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. van Maurik, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Haaksbergen, vertegenwoordigd door J. Deunk, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door E.F.J.A.M. de Wit, advocaat te Leusden, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor een deel van de bebouwde kom van Haaksbergen. Verweerder heeft bij zijn besluit grotendeels goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    [verzoeker sub 1] stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woonhuizen" voorzover deze bestemming is toegekend aan gronden op korte afstand van de waterpartij achter [locatie 1]. Hij voert aan dat een bij de vaststelling van het plan door de gemeenteraad aangenomen amendement onjuist in het plan is verwerkt, waardoor het plan voor de genoemde gronden in ruimere bebouwingsmogelijkheden voorziet dan door de gemeenteraad werd beoogd. Dergelijke bebouwingsmogelijkheden op korte afstand van een waterpartij zijn bovendien in strijd met het beleid van het waterschap Regge en Dinkel, aldus verzoeker.
2.3.1.    In het door verzoeker bedoelde amendement is vermeld dat als scheiding tussen wat als erf en wat als bestemming tuinen wordt aangemerkt de huidige kadastrale lijn, aangegeven op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan "Haaksbergen dorp", moet worden aangehouden. Ter zitting is aannemelijk gemaakt dat de bedoelde kadastrale lijn dateert van vóór de verkaveling van de gronden ten behoeve van de aanleg van de woonwijk. Aangezien de kadastrale lijn niet overeenstemt met de in de woonwijk thans bestaande verkaveling, is het amendement redelijkerwijs niet uitvoerbaar overeenkomstig de letterlijke tekst daarvan. Onder deze omstandigheden acht de Voorzitter het niet onjuist dat bij de tenuitvoerlegging van het amendement aansluiting is gezocht bij de kennelijke bedoeling van de gemeenteraad bij het aannemen van het amendement zoals deze blijkt uit de overwegingen daarvan. Daarin is, voorzover hier van belang, vermeld dat het ongewenst is dat op korte afstand van waterpartijen bouwwerken worden opgericht en is een afstand van vier meter tot de oever van de waterpartijen genoemd. De in het plan aan het amendement gegeven uitvoering, waarbij aan de gronden tot een afstand van vier meter van de oever van waterpartijen de bestemming "Tuinen" is toegekend, welke bestemming niet voorziet in de mogelijkheid bouwwerken van wezenlijke omvang op te richten, komt naar het oordeel van de Voorzitter overeen met de bedoeling van het amendement.
De Voorzitter acht de gekozen wijze van tenuitvoerlegging van het amendement, gelet op de aangehouden afstand tot de oever van waterpartijen, op voorhand evenmin in strijd met het door verzoeker bedoelde beleid van het waterschap. Verweerder behoefde in deze in het plan gegeven uitvoering van het amendement dan ook geen aanleiding te zien om goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.3.2.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4.    [verzoeker sub 2] stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met de bestemming "Winkels" voor de gronden aan de [locatie 2]. Hij voert aan dat als gevolg van deze onthouding van goedkeuring zijn bouwplan voor deze gronden geen doorgang kan vinden.
Het besluit van verweerder is op dit punt gebaseerd op onjuiste feiten en getuigt niet van een zorgvuldige belangenafweging, aldus verzoeker.
2.4.1.    De Voorzitter stelt vast dat verzoeker niet is gebaat bij uitsluitend schorsing van het bestreden besluit. Daardoor wordt immers de gewenste bouw planologisch niet mogelijk gemaakt. Verzoeker zou slechts gebaat kunnen zijn met een schorsing van het bestreden besluit, indien voorts de voorlopige voorziening wordt getroffen dat het desbetreffende plandeel moet worden geacht te zijn goedgekeurd. Naar het oordeel van de Voorzitter is het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening, gelet op het karakter van een beslissing tot onthouding van goedkeuring, in het algemeen te verstrekkend. Hiertoe zal slechts in uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden overgegaan. Van uitzonderlijke omstandigheden is naar het oordeel van de Voorzitter in dit geval geen sprake. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2005
417.