ECLI:NL:RVS:2005:AT1953

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410395/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving jongerencentrum Pitstop te Eindhoven

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 maart 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het jongerencentrum "Pitstop" te Eindhoven. Verzoeker had in 2002 een verzoek ingediend bij de gemeente Eindhoven om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen tegen het jongerencentrum, omdat hij overlast ondervond van de bezoekers. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen, waarna verzoeker bezwaar maakte. Dit bezwaar werd deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 3 maart 2005 heeft de Voorzitter de zaak behandeld. Verzoeker stelde dat de gemeente onvoldoende handhavend optreedt en dat er sprake is van overtredingen van de voorschriften van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De Voorzitter overwoog dat verzoeker in zijn verzoek niet expliciet had gevraagd om het stellen van nadere eisen, waardoor de procedure zich enkel richtte op de afwijzing van het verzoek om handhaving.

De Voorzitter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de voorschriften werden overtreden en dat de gemeente terecht het verzoek om handhaving had afgewezen. Tevens werd opgemerkt dat de gemeente had toegezegd om opnieuw controles uit te voeren. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200410395/2.
Datum uitspraak: 16 maart 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2002 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van verzoeker om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen ten aanzien van het jongerencentrum "Pitstop" te Eindhoven.
Bij besluit van 18 december 2003, verzonden op 23 december 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 2 februari 2004, bij de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch ingekomen per fax op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 1 maart 2004. Verzoeker heeft hierbij tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze geschriften zijn bij brief van 16 december 2004, voorzover het betreft de gronden inzake het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit), met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Raad van State.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 maart 2005, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. I.J. Verbaan, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van Creij, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker is van mening dat vanwege overlast die hij ondervindt handhavend dient te worden opgetreden ten aanzien van het jongerencentrum "Pitstop". Volgens hem worden vanwege deze inrichting de voorschriften van de bijlage bij het Besluit overtreden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting doelt verzoeker met name op (geluid)overlast vanwege komende en gaande bezoekers van het jongerencentrum. De door verweerder uitgevoerde controles zijn onvoldoende om te kunnen vaststellen of sprake is van een overtreding, aldus verzoeker. Verder betoogt verzoeker dat verweerder ten onrechte geen nadere eisen in het kader van het Besluit heeft opgelegd in verband met de veroorzaakte overlast.
2.3.    De Voorzitter overweegt allereerst dat, nu verzoeker verweerder in zijn verzoek niet heeft verzocht om het stellen van nadere eisen op grond van het Besluit, in de onderhavige procedure slechts aan de orde kan komen of verweerder al dan niet terecht het verzoek tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen heeft afgewezen. Indien verzoeker van mening is dat ten aanzien van de onderhavige inrichting nadere eisen dienen te worden gesteld, kan hij daartoe bij verweerder een uitdrukkelijk verzoek indienen.
Wat de vraag betreft of verweerder het verzoek om handhaving terecht heeft afgewezen overweegt de Voorzitter dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de voor de onderhavige inrichting geldende voorschriften van de bijlage bij het Besluit worden overtreden. Bij de door verweerder uitgevoerde controles zijn geen overtredingen geconstateerd. De Voorzitter is niet gebleken van de onjuistheid hiervan. Naar het oordeel van de Voorzitter was verweerder dan ook niet bevoegd tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen. Verweerder heeft het verzoek van verzoeker daarom terecht afgewezen.
Overigens kan worden opgemerkt dat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat, om tegemoet te komen aan de bezwaren van verzoeker, nogmaals controle zal plaatsvinden om vast te stellen of in het onderhavige geval sprake is van overtreding van de voorschriften van de bijlage van het Besluit.
2.4.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005.
373.