ECLI:NL:RVS:2005:AT1943
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- J.M. Leurs
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende last onder dwangsom opgelegd door college van gedeputeerde staten van Drenthe
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 maart 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd. Dit besluit, gedateerd op 11 februari 2005, hield in dat de verzoekster een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding zou moeten betalen, met een maximum van € 100.000,00, indien zij voorschrift 2.1 van haar vergunning overtrad. De verzoekster voerde aan dat de aan het besluit ten grondslag liggende meetresultaten niet bij het besluit waren gevoegd en dat zij pas na haar verzoek een tabel met meetresultaten had ontvangen, zonder enige toelichting over de meetmethoden.
Tijdens de zitting op 8 maart 2005, waar zowel de verzoekster als de verweerder aanwezig waren, bleek dat er een akoestisch rapport was opgesteld door het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau B.V. Dit rapport, dat de resultaten van geluidmonitoring in de omgeving van de inrichting van de verzoekster bevatte, was echter niet ter kennis van de verzoekster gebracht. De Voorzitter oordeelde dat de motivering van het bestreden besluit onvoldoende inzicht bood in de feitelijke grondslag, waardoor het besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter besloot daarom om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekster, die in totaal € 684,17 bedroegen, en het griffierecht van € 276,00 moest worden vergoed. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2005.