ECLI:NL:RVS:2005:AT0577

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406515/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor exploitatie van een seksinrichting in Eindhoven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de burgemeester van Eindhoven tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juni 2004. De rechtbank had het beroep van de stichting 'Stichting De Bergen' gegrond verklaard en de beslissing van de burgemeester om een vergunning te verlenen aan Ero World Eindhoven B.V. voor het exploiteren van een seksinrichting vernietigd. De burgemeester had op 14 oktober 2002 vergunning verleend voor een seksautomatenhal en een seksbioscoop aan de Kleine Berg 34-34a te Eindhoven. De stichting 'Stichting De Bergen' had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat door de burgemeester ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 januari 2005 behandeld. De burgemeester voerde aan dat het bezwaar van de stichting niet ontvankelijk was, maar de Afdeling oordeelde dat de stichting wel degelijk belang had bij de vergunning, gezien hun doelstellingen. De Afdeling heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan 'Eindhoven binnen de ring' besproken. De rechtbank had geoordeeld dat de exploitatie van de seksinrichting niet als 'aanverwante dienstverlening' kon worden beschouwd, maar de Afdeling was van mening dat dit niet juist was. De burgemeester had de vergunning voor de seksautomatenhal terecht verleend, maar de exploitatie van de seksbioscoop was niet in overeenstemming met de bestemming 'woondoeleinden'.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de exploitatie van de seksautomatenhal, en verklaarde het beroep in zoverre ongegrond. De uitspraak van de rechtbank werd voor het overige bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200406515/1.
Datum uitspraak: 16 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Eindhoven,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juni 2004 in het geding tussen:
de stichting "Stichting De Bergen", gevestigd te Eindhoven
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft appellant aan Ero World Eindhoven B.V. (hierna: Ero World) vergunning verleend voor het exploiteren van een seksinrichting, zijnde een seksautomatenhal en een seksbioscoop, gelegen aan de Kleine Berg 34-34a te Eindhoven.
Bij besluit van 6 mei 2003 heeft appellant het door de stichting "Stichting De Bergen" (hierna: De Bergen) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juni 2004, verzonden op 28 juni 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door De Bergen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 september 2004 heeft De Bergen van antwoord gediend.
Ero World is op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht als partij tot het geding toegelaten.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.C.H.G. Schavemaker, ambtenaar van de gemeente, De Bergen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van De Bergen, en [gemachtigde], en Ero World Eindhoven B.V., vertegenwoordigd door mr. E. Aartsen, juridisch adviseur, [directeur], [gemachtigden], zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ter zitting in hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij ten onrechte het bezwaar van De Bergen ontvankelijk heeft geacht. De Afdeling deelt dit standpunt niet. Blijkens haar statuten heeft De Bergen ten doel het behartigen van de belangen van de bewoners van de buurt De Bergen, onder meer op het gebied van ruimtelijke ordening en welzijn, wonen, verkeer en vervoer, voorzieningen en recreatie, en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn. Gelet op de statuten en het in dit geval te behartigen belang van het voorkomen van overlast voor de buurt, is het belang van De Bergen rechtstreeks betrokken bij het verlenen van de onderhavige exploitatievergunning. Nu ook overigens van beletselen daartoe niet is gebleken, heeft appellant het bezwaar van De Bergen terecht ontvankelijk geacht.
2.2.    Ingevolge artikel 3.2.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven (hierna: APV) is het verboden om zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen.
Ingevolge artikel 3.1.1, aanhef en onder c, van de APV wordt onder seksinrichting verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Ingevolge artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV wordt de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, geweigerd indien de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of Leefmilieuverordening.
Ingevolge artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de APV kan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, worden geweigerd in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat.
2.3.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eindhoven binnen de ring" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 12 onder 12.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden primair bestemd voor:
a. wonen met daarbij behorende erven en (parkeer)voorzieningen en secundair voor:
b. detailhandel en aanverwante dienstverlening alsmede de daarbij behorende herstellings- en/of produktieruimte.
In artikel 1 onder m van de planvoorschriften is detailhandel gedefinieerd als: het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker en/of gebruiker; verkoop voor consumptie en/of gebruik ter plaatse is hieronder mede begrepen, mits deze verkoop aansluit bij het gevoerde detailhandelsassortiment en geen wezenlijk bestanddeel vormt van de totale bedrijfsvoering; tevens zijn hieronder begrepen ambachtelijke vervaardiging, bewerking en/of herstel van goederen deel uitmakende van of direct aansluitende bij het gevoerde detailhandelsassortiment en/of publieksgerichte dienstverlening.
Ingevolge artikel 25.1 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is het verboden de in het plan bedoelde gronden en opstallen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 10 tot en met 18 opgenomen bestemmingen.
2.4.    Niet in geschil is dat zowel de seksautomatenhal als de seksbioscoop zijn aan te merken als een seksinrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, aanhef en onder c, van de APV. Ook de Afdeling is dit van oordeel. De hal en de bioscoop zijn voorts gelegen in een pand dat intern is verbonden met een pand waarin door Ero World een sekswinkel wordt geëxploiteerd.
2.5.    Partijen verschillen in hoger beroep van mening over het antwoord op de vraag of het gebruik als seksinrichting, waarvoor de vergunning is verleend, is te beschouwen als "aanverwante dienstverlening" in de zin van artikel 12.1 van de planvoorschriften.
2.6.    De rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord, omdat naar haar oordeel voor aanverwante dienstverlening vereist is dat de detailhandelsactiviteiten naar ruimtelijk beslag en aandeel in de omzet de hoofdmoot van de bedrijfsactiviteiten vormen. De met de detailhandelsactiviteiten samenhangende dienstverlening zal een ondergeschikt aandeel moeten hebben in het totaal. De rechtbank is er gelet op de zitting en de stukken vanuit gegaan dat geen sprake is van een ondergeschikt aandeel, nu zowel de bioscoop als de automatenhal qua ruimtelijke impact zijn te vergelijken met de sekswinkel. Overigens ziet de rechtbank geen verwantschap tussen gebruik als seksinrichting en de detailhandel.
2.7.    Appellant betoogt terecht dat voor het door de rechtbank gehanteerde criterium geen steun is te vinden in de tekst van artikel 12.1 van de planvoorschriften. De term aanverwante dienstverlening wordt in de planvoorschriften niet nader gedefinieerd. Gelet op de bewoordingen van het artikel zijn de termen detailhandel en aanverwante dienstverlening gelijkwaardig, waarbij de ter plaatse toegelaten dienstverlening aanverwant moet zijn aan detailhandel. Nu onder detailhandel mede het exploiteren van een sekswinkel kan vallen, kan, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, uit de aard van de activiteiten niet op voorhand worden afgeleid dat het geen dienstverlening betreft die aanverwant is aan detailhandel. Het hoger beroep is derhalve gegrond. De Afdeling ziet geen aanleiding om de zaak naar de rechtbank terug te wijzen en zal de zaak zelf afdoen.
2.8.    Voor zover de vergunning ziet op de exploitatie van een seksbioscoop, gaat de Afdeling, mede gelet op het verhandelde ter zitting, ervan uit dat de vergunning betrekking heeft op twee bioscopen met elk vier stoelen, waarin een doorlopende voorstelling kan worden bezocht die niet is te beïnvloeden door het publiek en die geen verband houdt met de verkoop in de aangrenzende sekswinkel. Deze activiteiten zijn niet aan te merken als aanverwante dienstverlening in de hiervoor vermelde zin. Dat ook op verzoek bepaalde films kunnen worden vertoond, doet niet af aan het gebruik dat doorgaans van de bioscoop wordt gemaakt. Het gebruik als seksbioscoop is ook overigens niet in overeenstemming met de bestemming "woondoeleinden". Appellant had de gevraagde vergunning in zoverre moeten weigeren, gelet op het dwingend bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV. De rechtbank is in zoverre, zij het op onjuiste gronden, tot de juiste conclusie gekomen.
2.9.     Mede gelet op de toelichting ter zitting begrijpt de Afdeling de in de vergunning gehanteerde term seksautomatenhal aldus dat het daarbij gaat om negen eenpersoonscabines (1 x 1,5 m) waarin mede met het oog op de verkoop van videofilms gelegenheid wordt gegeven tot het bekijken daarvan. Nu het gaat om een activiteit die in nauwe betrekking staat tot de verkoop in de sekswinkel, heeft de burgemeester, voor zover de vergunning ziet op de exploitatie van een seksautomatenhal, zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van aanverwante dienstverlening in de zin van artikel 12.1 van de planvoorschriften.
2.10.    Gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van de seksautomatenhal wordt toegekomen aan het in beroep bij de rechtbank door De Bergen gevoerde betoog dat exploitatie van de seksinrichting onaanvaardbare overlast voor omwonenden tot gevolg zal hebben. Dat betoog leidt niet tot het oordeel dat appellant zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de weigeringsgronden in artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de APV zich hier niet voordoen. Daarbij heeft hij van belang kunnen achten dat de achteruitgang van het pand meestal zal worden gebruikt door bezoekers die anoniem willen blijven, zodat overlast van hen niet te verwachten is.
2.11.    Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard en de beslissing op bezwaar is vernietigd met betrekking tot de exploitatie van een seksautomatenhal. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep in zoverre ongegrond verklaren. De aangevallen uitspraak komt voor het overige, met verbetering van de gronden waarop deze rust, voor bevestiging in aanmerking.
2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juni 2004, AWB 03/1737, voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard en de beslissing op bezwaar is vernietigd met betrekking tot de exploitatie van de seksautomatenhal;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond;
IV.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Zwemstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005
91.