200407295/1.
Datum uitspraak: 16 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoorhoudend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 juli 2004 in het geding tussen:
de voorzitter van het bestuur van de ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
Bij besluit van 26 mei 2003 heeft de voorzitter van het bestuur van de ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de voorzitter) inzake een declaratiegeschil tussen Servicecoöperatie "Atlanta" U.A. (hierna: de coöperatie) en appellant, notaris te Velp, besloten, voorzover hier van belang, dat hem niet is gebleken dat de declaratie van 3 januari 2003 niet tot stand had kunnen komen.
Bij besluit van 5 november 2003 heeft de voorzitter het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2004, verzonden op 4 augustus 2004, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 november 2004 heeft de coöperatie, die op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een memorie ingediend.
Bij brief van 25 november 2004 heeft de voorzitter van antwoord gediend.
Bij brief van 23 januari 2005 heeft de coöperatie een nader stuk ingediend. Dit stuk is in kopie aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2005, waar appellant in persoon is verschenen. Bij brief van 28 januari 2005 heeft de voorzitter te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna), zoals dit gold ten tijde van belang, is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
Ingevolge het tweede lid, eerste volzin, van dit artikel, voorzover hier van belang, kan de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter een beslissing vragen indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat.
2.2. Hetgeen appellant heeft aangevoerd is een herhaling van zijn reeds bij de rechtbank aangevoerde en aldaar behandelde gronden. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de voorzitter bij de toetsing van de declaratie van 3 januari 2003 terecht voorbij is gegaan aan de Tijdelijke regeling notariële tarieven onroerendgoedpraktijk 2001. De toepasselijkheid van een minimumtarief op grond van deze Tijdelijke regeling kan niet afdoen aan de geldigheid van de met de coöperatie gemaakte (prijs)afspraken en de daarop gebaseerde declaratie van 3 januari 2003. In dit verband heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat niet is gebleken dat de declaratie als compromis is voorgelegd. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de voorzitter op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan zijn taak ingevolge artikel 55 van de Wna.
Voorzover appellant de Afdeling verzoekt om de declaratie voor de rectificatie betreffende [belanghebbende] vast te stellen, merkt de Afdeling op dat zij hiertoe niet bevoegd is. Het oordeel van de rechtbank dat de voorzitter noch zij tot zodanige vaststelling bevoegd is, is ook juist. Appellant verzuimt ook enige wettelijke grondslag voor zodanige bevoegdheid te stellen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Broodman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005