200500005/2.
Datum uitspraak: 4 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Tennisvereniging Tanthof Delft" en de stichting "Stichting Tennispark Tanthof", gevestigd te Delft,
verzoeksters,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 24 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft het wijzigingsplan "Abtswoude 42 bestemmingsplan Tanthof 1993" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 november 2004, kenmerk DRM/ARB/04/9202A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van 30 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 30 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2004, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door ir. H.G. te Selle, en verweerder, vertegenwoordigd door N.A.M. op de Laak, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. Engelvaart en mr. M.A. van Arendonk, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "T.K. Bouw B.V.", vertegenwoordigd door P. Kouwenhoven en bijgestaan door mr. J. Hiemstra, advocaat te Delft, daar gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Agrarische doeleinden" uit het bestemmingsplan "Tanthof 1993" in de bestemmingen "Woondoeleinden" en "Openbaar groen".
Bij het bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring verleend aan het plan.
2.3. Verzoeksters, die een aan het plangebied grenzend tennispark exploiteren, stellen dat verweerder ten onrechte het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" dat ziet op gronden ten zuiden van de kantine van het tennispark, heeft goedgekeurd. Zij verzoeken schorsing van het besluit in zoverre.
Verzoeksters voeren onder meer aan dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen licht- en geluidoverlast van het tennispark te verwachten is. Zij wijzen er daarbij op dat wordt afgeweken van de in de VNG-brochure voorgeschreven indicatieve afstand van vijftig meter. Zij vrezen hierdoor te zullen worden belemmerd in toekomstige activiteiten.
2.4. Verweerder heeft zich met het college van burgemeester en wethouders op het standpunt gesteld dat geen onaanvaardbare hinder te verwachten is aangezien het tennispark dient te volden aan eisen uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en omdat het plan voorziet in een geluidsscherm.
2.5. Niet in geschil is dat het plandeel voorziet in de bouw van twee woningen op gronden in de nabijheid van de kantine van het tennispark.
Voorts staat vast dat zich ten westen en ten zuiden van de kantine een terras bevindt.
De Voorzitter acht op voorhand onvoldoende buiten twijfel gesteld dat binnen een contour van vijftig meter vanaf het terras een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in en bij de in het plan voorziene woningen kan worden gewaarborgd. Dat het plan voorziet in een geluidsscherm maakt dit niet anders. Gezien het vorenstaande is de Voorzitter er niet van overtuigd dat het bestreden besluit op dit punt in de bodemprocedure in stand zal blijven. In verband hiermee acht hij, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, termen aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening. Nu uitgaande van een afstand van vijftig meter vanaf het terras een zodanig beperkt deel van het bouwvlak overblijft, dat gelet op het ter zitting getoonde bouwplan zowel de daarin met nummer 6 als de met nummer 7 aangeduide woning niet zou kunnen worden verwezenlijkt, ziet de Voorzitter aanleiding het bestreden besluit met betrekking tot het hele plandeel bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden ingewilligd.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 9 november 2004, DRM/ARB/04/9202A, voorzover het betreft plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" dat ziet op gronden ten zuiden van de kantine van het tennispark;
II. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoeksters het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2005