ECLI:NL:RVS:2005:AS9255

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410029/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kern 2000, herziening 2002-3 te Rijssen-Holten

Op 23 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Rijssen-Holten het bestemmingsplan "Kern 2000, herziening 2002-3" vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van een appartementengebouw met winkelruimte op de hoek van de Haarstraat en de Bouwstraat in de kern Rijssen. De goedkeuring van dit plan werd op 12 oktober 2004 verleend door het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Verzoekers hebben op 8 december 2004 beroep ingesteld tegen dit besluit, met een verzoek om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 18 februari 2005 behandeld.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers hebben aangevoerd dat het plan om oneigenlijke redenen is opgesteld en dat het niet voldoet aan de vereisten voor ruimtelijke ordening. Zij stellen dat de goedkeuring van het plan leidt tot een verminderde bereikbaarheid voor hulpdiensten en dat woningbouw op deze locatie niet is toegestaan volgens de voorschriften. De Voorzitter heeft betwijfeld of de mogelijkheid tot vrijstelling van de bestemmingsvoorschriften verenigbaar is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er al een bouwvergunning was verleend voor het appartementengebouw. Het verzoek is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 3 maart 2005.

Uitspraak

200410029/2.
Datum uitspraak: 3 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Rijssen-Holten het bestemmingsplan "Kern 2000, herziening 2002-3" vastgesteld.
Bij besluit van 12 oktober 2004, kenmerk RWB/2004/986 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 december 2004. Bij eerstgenoemde brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. L. Bolier, gemachtigde,
en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Rijssen-Holten, vertegenwoordigd door T.R. Groot, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de bouw van een appartementengebouw met winkelruimte op de hoek van de Haarstraat en de Bouwstraat in de kern Rijssen. Verweerder heeft goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    Verzoekers kunnen zich niet met de door verweerder verleende goedkeuring verenigen. Zij voeren aan dat het plan om oneigenlijke redenen is opgesteld en dat daaraan geen ruimtelijke maar financiële motieven ten grondslag liggen. Het plan leidt volgens hen tot een verminderde bereikbaarheid van de Haarstraat voor hulpdiensten. Voorts is volgens hen woningbouw ter plaatse op grond van de voorschriften niet toegestaan en is de voorbereiding van het plan gebrekkig nu daaraan niet het vereiste distributie-planologisch onderzoek ten grondslag ligt.
2.4.    Aan de gronden is de bestemming "Centrumdoeleinden II" toegekend. In artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften is, voorzover hier van belang, bepaald dat deze gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, beperkt tot de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande woningen. Nieuwbouw van woningen is op grond van deze bepaling derhalve uitgesloten. De Voorzitter betwijfelt of de in artikel 3, derde lid, onder d, van de planvoorschriften opgenomen mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid, zich verdraagt met het bepaalde in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Op voorhand gaat hij er derhalve vanuit dat voor de bouw van het appartementengebouw met winkelruimte, nu dit voorziet in nieuwe woningen, op grond van het plan geen bouwvergunning kan worden verleend. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen. Overigens stelt de Voorzitter vast dat met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening reeds een bouwvergunning is verleend voor de bouw van het appartementengebouw met winkelruimte.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2005
417.