ECLI:NL:RVS:2005:AS9254

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410252/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Flevopoort-Zuid door gemeenteraad Kampen

Op 3 maart 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Flevopoort-Zuid" dat op 30 juni 2004 door de gemeenteraad van Kampen was vastgesteld. Verzoeker, die zich niet kon verenigen met de goedkeuring van het plan door het college van gedeputeerde staten van Overijssel, heeft op 8 december 2004 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek werd behandeld op 18 februari 2005, waarbij verzoeker en vertegenwoordigers van de gemeente en de provincie aanwezig waren.

De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoeker stelde dat de keuze voor het terrein ten zuiden van de Flevoweg op oneigenlijke gronden was gemaakt en dat een alternatief terrein aan de Oostzeestraat beter zou zijn. Hij voerde aan dat de gemeentelijke welstandsnota ten onrechte niet in de belangenafweging was betrokken en dat de uitvoering van het plan zou leiden tot aantasting van het voor Kampen kenmerkende weidelandschap.

De gemeenteraad verdedigde zijn keuze voor het terrein ten zuiden van de Flevoweg door te wijzen op de geschiktheid van het terrein en de zelfstandige ontsluiting. De Voorzitter concludeerde dat de gemeenteraad, ondanks de bezwaren van verzoeker, in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. De Voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitvoering van het bestemmingsplan te blokkeren. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200410252/2.
Datum uitspraak: 3 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Kampen het bestemmingsplan "Flevopoort-Zuid" vastgesteld.
Bij besluit van 30 november 2004, kenmerk RWB/2004/2513 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 8 december 2004, bij de
Raad van State ingekomen op 17 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op
17 december 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoeker in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door
drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Kampen, vertegenwoordigd door H. Verweij, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de bouw van een gebouw voor een scholengemeenschap voor middelbaar onderwijs op een terrein ten zuiden van de Flevoweg. Verweerder heeft goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    Verzoeker kan zich niet met de door verweerder verleende goedkeuring verenigen. Hij voert aan dat de keuze voor het terrein ten zuiden van de Flevoweg op oneigenlijke gronden is gemaakt en dat een alternatief terrein aan de Oostzeestraat beter voldoet. Bij de koop van zijn huis is verzoeker afgegaan op de in het destijds geldende bestemmingsplan en streekplan opgenomen planologische regime voor het terrein dat niet voorzag in bebouwing. Volgens hem is de gemeentelijke welstandsnota ten onrechte niet in de belangenafweging betrokken. De stedenbouwkundige motivering van het plan als deel van een poort is komen te vervallen, nu goedkeuring is onthouden aan het bestemmingsplan dat voorzag in de bouw van een gebouw aan de overzijde van de Flevoweg. Uitvoering van het plan brengt volgens verzoekers vernietiging van het voor Kampen kenmerkende weidelandschap met zich.
2.4.    De gemeenteraad acht, na weging van een aantal alternatieven, het terrein ten zuiden van de Flevoweg het meest geschikt voor de vestiging van een scholengemeenschap. Daarbij kent hij gewicht toe aan de grootte van het terrein, de zelfstandige ontsluiting op de Flevoweg en de onafhankelijke ligging ten opzichte van de woonwijk Cellesbroek-Middenwetering.
2.5.    Voorzover verzoeker stelt dat hij bij de koop van zijn huis is afgegaan op het geldende bestemmingsplan, overweegt de Voorzitter dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. Wat betreft het streekplan is van belang dat aan de daarin voor het terrein ten zuiden van de Flevoweg opgenomen aanduiding 'zone II landbouw, cultuurlandschap' geen concrete beleidsbeslissing is verbonden op grond waarvan bebouwing is uitgesloten. Deze aanduiding staat derhalve niet zonder meer aan bebouwing in de weg. Bovendien is het terrein met deze aanduiding beperkt in oppervlakte en geheel omsloten door stedelijke functies zodat de Voorzitter bebouwing daarvan op voorhand niet onredelijk acht.
De gemeentelijke welstandsnota dateert van na de vaststelling van het plan, zodat de gemeenteraad daaraan in het kader van de voorbereiding van het plan niet gebonden was. Overigens kan de gemeenteraad in beginsel van zijn beleid afwijken, mits een dergelijke afwijking deugdelijk is gemotiveerd.
Een van de argumenten van stedenbouwkundige aard voor de locatie aan de Flevoweg, bestaat uit de poortfunctie die het schoolgebouw kan vervullen tezamen met een aan de overzijde van de Flevoweg te bouwen gebouw. Aan het bestemmingsplan dat voorziet in het laatstgenoemde heeft verweerder evenwel goedkeuring onthouden. Het enkele feit dat de beoogde poortfunctie van het schoolgebouw, althans voorlopig, niet kan worden gerealiseerd betekent naar het oordeel van de Voorzitter niet dat de motivering van het plan onvoldoende is. Daarbij is van belang dat de poortfunctie slechts een stedenbouwkundig argument van aanvullende aard is en geen dragend element van het plan vormt.
De Voorzitter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat het plan aantasting van het voor Kampen kenmerkende weidelandschap met zich brengt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het terrein geheel is omsloten door stedelijke functies. Bovendien blijkt daaruit dat het terrein tot voor kort als gronddepot is gebruikt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de gemeenteraad het door verzoeker bedoelde terrein aan de Oostzeestraat, ondanks de geschikte omvang daarvan, niet heeft gekozen omdat hij dit wil gebruiken voor woningbouw in het kader van de algehele herstructurering van de Hanzewijk. De Voorzitter acht deze afweging van de gemeenteraad op voorhand niet onredelijk. Overigens kan het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich, gelet op het vorenstaande, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.6.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2005
417.