ECLI:NL:RVS:2005:AS9244

Raad van State

Datum uitspraak
1 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410409/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan voor prostitutiebedrijven in Woerden

Op 1 april 2004 heeft de gemeenteraad van Woerden het bestemmingsplan "Herziening Aanvullende Regeling Prostitutiebedrijven" vastgesteld. Dit plan beoogt het gebruik van gebouwen en bijgebouwen voor seksinrichtingen te verbieden, met uitzondering van een bestaande seksinrichting aan een specifieke locatie. De goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Utrecht leidde tot beroep van verzoekers, die op 22 december 2004 zowel beroep als een verzoek om voorlopige voorziening indienen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 18 februari 2005 behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door hun advocaat en de directeur van de vennootschap, terwijl de verweerder en de gemeenteraad van Woerden ook aanwezig waren.

De Voorzitter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Het oordeel is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure. De Voorzitter stelt vast dat het bestemmingsplan een aanvulling biedt op de bestaande bestemmingsplannen en dat de uitzondering voor de bestaande seksinrichting niet in strijd is met het gemeentelijk en provinciaal beleid. Verzoekers hebben aangevoerd dat de goedkeuring van het plan hen financieel benadeelt en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de te verwachten planschadeclaims. Echter, de Voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de belangen van verzoekers niet ernstig worden geschaad in de periode tot de uitspraak op het beroep.

De beslissing van de Voorzitter is openbaar uitgesproken op 1 maart 2005, waarbij ook is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200410409/2.
Datum uitspraak: 1 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2004 heeft de gemeenteraad van Woerden het bestemmingsplan "Herziening Aanvullende Regeling Prostitutiebedrijven" vastgesteld.
Bij besluit van 26 oktober 2004, nummer 2004REG002743i heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij faxbericht van 22 december 2004 beroep ingesteld. Eveneens bij faxbericht van 22 december 2004 hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. A.J. Braxhoven, advocaat te Utrecht, en [directeur] van de genoemde vennootschap, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.E.M. Corsten, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Woerden, vertegenwoordigd door J.C. van Kats, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een aanvulling van de gebruiksbepalingen van de geldende bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Woerden. Beoogd is het gebruik van gebouwen en bijgebouwen ten behoeve van seksinrichtingen te verbieden. Een uitzondering op dit verbod is evenwel gemaakt voor een bestaande seksinrichting aan de [locatie]. Verweerder heeft goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    Verzoekers kunnen zich niet met de door verweerder verleende goedkeuring verenigen. Zij voeren aan dat de in het plan gemaakte uitzondering voor de seksinrichting aan de [locatie] in strijd is met gemeentelijk en provinciaal beleid. Daarbij wijzen zij erop dat deze seksinrichting in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Ten onrechte is de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet onderzocht gelet op de te verwachten planschadeclaims. Aan de belangen van verzoekers is in de besluitvorming onvoldoende gewicht toegekend. Zij wijzen daarbij onder meer op een aanzienlijke waardevermindering van hun onroerend goed.
2.4.    In artikel 3 van de planvoorschriften is, voorzover hier van belang, het volgende bepaald:
1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming of de daarbij behorende voorschriften.
2. Onder een strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gebouwen en/of bijgebouwen ten behoeve van seksinrichtingen.
3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op het op de van deze voorschriften deeluitmakende kaartbijlage "Kaartuitsnede zone prostitutie" gearceerd aangegeven perceel. Dit perceel betreft een reeds bestaande seksinrichting aan de [locatie], die middels dit bestemmingsplan positief wordt bestemd.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat reeds tien jaar een seksinrichting aan de [locatie] is gevestigd en dat deze geen uitbreidingsmogelijkheden heeft. Gebleken is dat de aangevraagde bouwvergunning betrekking heeft op het aanbrengen van nooduitgangen en andere veiligheidsvoorzieningen in het pand. Niet is gebleken dat inwerkingtreding van het plan zal leiden tot ernstige onomkeerbare gevolgen in de periode tot aan de uitspraak op het beroep van verzoekers. Evenmin is gebleken dat de belangen van verzoekers door inwerkingtreding van het plan op korte termijn ernstig worden geschaad. Onder deze omstandigheden ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang en dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2005
417.