200406695/1.
Datum uitspraak: 2 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 juli 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 12 september 2002 heeft appellant naar aanleiding van de door [wederpartij] op 11 mei 2000 ingediende aanvraag om bouwvergunning voor het bouwen van een wagenloods op het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], no. […], plaatselijk bekend [locatie], geweigerd de gevraagde bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 10 december 2002 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2003, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen met inachtneming van de uitspraak binnen 6 weken na de verzenddatum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van [wederpartij].
Bij besluit van 8 juli 2003 heeft appellant wederom de bezwaren van [wederpartij] ongegrond verklaard en het besluit van 12 september 2002, onder wijziging van de weigeringsgronden, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 21 juli 2004, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van 23 oktober 2002. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 30 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 september 2004 heeft [wederpartij] een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartij]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.M.A. Huppertz, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is gehoord [wederpartij], in persoon verschenen en bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder, gemachtigde.
2.1. Het betoog van appellant dat de aangevallen uitspraak het bepaalde in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) miskent, slaagt.
Het college komt, gelet op het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb, de bevoegdheid toe om in het kader van volledige heroverweging alsnog de strijdigheid met de Bouwverordening van de gemeente Heerlen (hierna: de bouwverordening) alsmede de strijdigheid met de redelijke eisen van welstand aan de beslissing op bezwaar ten grondslag te leggen en op die gronden alsnog de gevraagde bouwvergunning te weigeren.
2.2. Naar het oordeel van de Afdeling staat de onbestreden uitspraak van de rechtbank van 11 juni 2003 hieraan niet in de weg, aangezien de in die uitspraak genoemde geringe overschrijding van de rooilijn, zo blijkt uit de stukken alsmede het verhandelde ter zitting van de rechtbank op 19 mei 2003, niet anders dan de voorgevelrooilijn kan betreffen.
2.3. Ingevolge artikel 44, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals dit artikel destijds luidde, mag alleen en moet de bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwwerk naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 12, eerste lid, van deze wet.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, zoals dit artikel destijds luidde, mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zich als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, tenzij bij besluit van de gemeenteraad is bepaald dat voor het gebied waarin het bouwwerk of de standplaats is of wordt gebouwd, die eisen niet van toepassing zijn.
2.4. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn standpunt, dat het bouwplan niet in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand, ondeugdelijk is gemotiveerd.
2.5. Het advies van de welstandscommissie van de gemeente Heerlen van 18 mei 2000, dat appellant aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, luidt:
"De commissie adviseert met dit plan niet akkoord te gaan. Zij is van mening dat door de situering, gekoppeld aan het naastgelegen gebouw, ook een relatie moet zijn met dakvormen en dakhellingen.".
2.6. [wederpartij] heeft in beroep aangevoerd dat er geen koppelling plaats vindt met het ernaast gelegen gebouw, aangezien de nieuw te bouwen loods los staat van andere bouwwerken. Appellant heeft aangegeven dat de dakvorm en dakhelling vrijwel overeenkomen met de in de nabijheid gelegen gebouwen. Ter zitting bij de rechtbank heeft [wederpartij] betoogd dat de welstandscommissie de feitelijke situatie ter plaatse niet heeft bekeken.
2.7. De Afdeling overweegt dat bij de welstandstoetsing aan het advies van de welstandscommissie als regel groot gewicht moet worden toegekend. Hieruit volgt dat het college, hoewel hij niet aan het advies gebonden is en de verantwoordelijkheid bij de toetsing bij hem blijft berusten, aan het advies in beginsel doorslaggevend betekenis mag toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde belanghebbende een tegenadvies overlegt van een ander deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college het niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag had mogen leggen.
2.8. Met appellant constateert de Afdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van een ondeugdelijke motivering.
[wederpartij] heeft tegenover het advies van de welstandscommissie uitsluitend zijn eigen mening gesteld. Een tegenadvies van een terzake deskundige persoon of instantie ontbreekt.
Naar het oordeel van de Afdeling zijn er geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat het advies van de welstandscommissie zodanig tekort schiet, dat het college niet op het advies mocht afgaan.
Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de welstandscommissie bij de beoordeling van het bouwplan de beschikking heeft gehad over foto's van de situatie ter plaatse, zodat de feitelijke situatie deze commissie duidelijk was.
Voorts heeft appellant er op gewezen dat het advies duidt op de aansluiting bij de carré-boerderij, welk gebouw het meest prominent aanwezige gebouw is op het perceel, zodat het voor de hand ligt dat daarbij aansluiting wordt gezocht. De Afdeling acht dit standpunt, in het licht van het bepaalde van artikel 12, eerste lid, van de Woningwet, niet onjuist.
Appellant heeft dan ook het (negatieve) welstandsadvies aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen.
2.9. Nu sprake is van een imperatieve weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals dit artikel destijds luidde, heeft het college in bezwaar terecht de gevraagde bouwvergunning op die grond geweigerd.
Aan een verdere beoordeling van de andere weigeringsgrond, te weten strijd met de bouwverordening, komt de Afdeling derhalve niet meer toe.
2.10. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 juli 2004, AWB 03/1211 WW44 ZWA;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2005