200408510/1 en 200408510/2.
Datum uitspraak: 25 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 27 juli 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Nuenen het wijzigingsplan "Binnenterrein Beatrixstraat" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 september 2004, kenmerk 1020611/1025774, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 17 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2004, heeft [appellant] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 22 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2005, waar [appellant], vertegenwoordigd door drs. W. Staal, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Savelkoul, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, vertegenwoordigd door mr. A.M.T. Willems, ambtenaar van de gemeente.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. [appellant] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Hij voert daartoe aan dat het wijzigingsplan in strijd is met de wijzigingsvoorwaarden in artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Nuenen-west 1998".
2.3. Verweerder heeft het wijzigingsplan niet in strijd geacht met de wijzigingsvoorwaarden noch met een goede ruimtelijke ordening en heeft het goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.4. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Voorzitter uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1. Met het plan wordt beoogd de ontwikkeling van een woongebied mogelijk te maken op het binnenterrein tussen de Beatrixstraat, de Voirt, de Oranjestraat en de Europalaan te Nuenen. Het plangebied behoort tot de in het bestemmingsplan "Nuenen-west 1998" als "Herinrichtingslocatie" aangeduide gronden. Het plan maakt ter plaatse de bouw van 31 nieuwe woningen mogelijk, die zijn gegroepeerd als één vrijstaande woning en woonblokken van variërend twee tot en met zeven geschakelde woningen. Buiten het wijzigingsplan zijn bij het bestemmingsplan "Nuenen-west 1998" zes op de als "Herinrichtingslocatie" aangeduide gronden reeds aanwezige woningen aan de Beatrixstraat 24, 26, 28, 30, 32 en 34 als zodanig bestemd.
2.4.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, onder e, sub 2, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Nuenen-west 1998", zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de WRO het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de bestemming van grond ter plaatse van de op de kaart gegeven aanduiding "Herinrichtingslocatie", voor de inrichting met woningen en bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, wegen, groen- en parkeervoorzieningen, waarbij onder meer geldt dat ter plaatse ten minste 10 woningen zullen en ten hoogste 32 woningen mogen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, onder e, sub 3, van de planvoorschriften, kan wijziging slechts worden toegestaan met inachtneming van de in artikel 1 vermelde Beschrijving in hoofdlijnen. Op grond van artikel 1, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding "Herinrichtingslocatie" ontwikkelingen toegestaan, waarvoor geldt dat ten minste 10 woningen zullen en ten hoogste 32 woningen mogen worden gebouwd.
Het oordeel van de Voorzitter
2.4.3. Nu het wijzigingsplan voorziet in de bouw van 31 woningen op de als "Herinrichtingslocatie" aangeduide gronden en bij het bestemmingsplan "Nuenen-West 1998" zes op deze gronden reeds aanwezige woningen als zodanig zijn bestemd, heeft het wijzigingsplan tot gevolg dat op die locatie in totaal 37 woningen mogen worden gebouwd. Dit is in strijd met het in de wijzigingsvoorwaarden in artikel 11, eerste lid, onder e, sub 2 en in artikel 11, onder e, sub 3, en artikel 1, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften, opgenomen maximum van 32 woningen. Voorzover het college van burgemeester en wethouders en verweerder het standpunt innemen dat het bepaalde in deze voorschriften alleen betrekking heeft op nieuw te bouwen woningen en dat de zes bestaande woningen in dit verband niet meetellen, kunnen zij daarin niet worden gevolgd. De omstandigheid dat deze woningen reeds aanwezig zijn neemt niet weg dat ter plaatse op grond van het bestemmingsplan "Nuenen-West 1998" zes woningen mogen worden gebouwd.
2.4.4. Gelet op het vorenstaande is het plan in strijd met de wijzigingsvoorwaarden in artikel 11, eerste lid, onder e, sub 2 en in artikel 11, onder e, sub 3, en artikel 1, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften, in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WRO. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.
2.4.5. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.4.6. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu er rechtens maar één te nemen beslissing mogelijk is, ziet de Voorzitter tevens aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.
Gelet hierop moet het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 14 september 2004, 1020611/1025774;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af;
VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 272,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. de Rooy
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2005