ECLI:NL:RVS:2005:AS7219

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408647/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring uitwerkingsplan Hoekstraat Roosteren door college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het uitwerkingsplan "Hoekstraat Roosteren" door het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren. Het college heeft op 13 juli 2004 het uitwerkingsplan vastgesteld, waarna de goedkeuring door de gedeputeerde staten van Limburg volgde op 31 augustus 2004. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij vreest voor een negatief effect op het woon- en leefklimaat door de nabijheid van haar hotel-restaurant. De Raad van State heeft de zaak op 17 januari 2005 behandeld, waarbij appellante en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De Raad overweegt dat de goedkeuring van het uitwerkingsplan in overeenstemming is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening en dat de bezwaren van appellante niet gegrond zijn. De Raad stelt vast dat het uitwerkingsplan voldoet aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan en dat er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De eerdere afwijzing van een bouwmogelijkheid in de nabijheid van het hotel-restaurant is niet relevant voor deze procedure. De Raad van State verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de goedkeuring van het uitwerkingsplan.

Uitspraak

200408647/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren het uitwerkingsplan "Hoekstraat Roosteren" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 31 augustus 2004, kenmerk 2004/48838, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 22 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen. Voorts zijn daar namens het college van burgemeester en wethouders mr. L.G.M.H. Bohnen, ambtenaar van de gemeente, en als derde-belanghebbenden [belanghebbenden] gehoord. Verweerder is, zonder kennisgeving, niet ter zitting vertegenwoordigd.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een uitwerkingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan voorziet in een uitwerking van het bestemmingsplan "Kern Roosteren" (hierna: het bestemmingsplan) en beoogt de bouw van een woning met garage op het perceel met kadastraal nummer […] aan de Hoekstraat te Roosteren mogelijk te maken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij vreest dat in en rond de voorziene woning geen goed woon- en leefklimaat zal bestaan en dat zij als gevolg van klachten daarover in haar bedrijfsvoering van [hotel-restaurant] zal worden beperkt. Daartoe wijst zij met name op mogelijke gevolgen door geluidsoverlast vanwege haar bedrijf en het daarbij behorende parkeerterrein in de richting van de woning. Voorts is een bouwmogelijkheid voor een woning in de nabijheid van [hotel-restaurant] in het verleden van de hand gewezen, aldus appellante.
2.4.    Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) is van mening dat het plan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat appellante niet in haar bedrijfsvoering van [hotel-restaurant], waarop het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer van toepassing is, zal worden beperkt. Daarbij baseert het college zich mede op gedane geluidsonderzoeken.
2.5.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan. Het plan voldoet volgens hem voorts aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening en is ook anderszins niet in strijd met het recht. Hij sluit zich verder aan bij het standpunt van het college over de tegen het ontwerpplan ingebrachte zienswijze.
2.6.    Ingevolge artikel 5, lid I, onder 1, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de op de plankaart van het bestemmingsplan als "Uit te werken woondoeleinden UW I" aangegeven gronden onder meer bestemd voor wonen. Ingevolge artikel 5, lid II, ziet de uitwerkingsplicht op incidentele inbreidingslocaties in de bestaande woongebieden. Daartoe dient ingevolge artikel 5, lid II, onder 1, de uitwerkingsprocedure te zien op nieuwbouw ter plaatse van een op de plankaart aangegeven voorgevelbouwgrens met de aanduiding "UW I". Ter plaatse van het onder 2.2. bedoelde perceel is op de plankaart van het bestemmingsplan voorzien in de aanduiding "bouwgrens woondoeleinden UW I".
2.6.1.    Niet in geding is dat het uitwerkingsplan voldoet aan de in artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregels.
2.6.2.    Het beroep van appellante strekt tot het wederom beoordelen van de aanvaardbaarheid van de woonbestemming. De aanvaardbaarheid van deze bestemming en daarmee de afstand tot [hotel-restaurant] zijn reeds in het - in zoverre onherroepelijke - bestemmingsplan beoordeeld en kunnen in beginsel bij het uitwerkingsplan niet opnieuw ter discussie staan. De bezwaren inzake het woon- en leefklimaat in en rond de woning en de mogelijke gevolgen daarvan voor de bedrijfsvoering had appellante destijds in de vaststellings- en goedkeuringsprocedure van het bestemmingsplan naar voren moeten brengen, hetgeen overigens niet is gebeurd.
Zelfs indien bij ongewijzigde bedrijfsvoering van de zijde van appellante gedurende de avond- en/of nachtperiode enige overschrijding van de op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer toegestane maximale geluidbelasting op de gevels van de te bouwen woning zou plaatsvinden, ziet de Afdeling geen grond voor een ander oordeel. Zij neemt daarbij in aanmerking dat bij de vormgeving van het bouwplan voor de woning hiermee rekening kan worden gehouden door het treffen van geluidwerende voorzieningen.
Dat de bouw van een woning in het verleden is afgewezen, leidt ook niet tot een ander oordeel reeds vanwege het feit dat de thans voorziene ontwikkeling, mede in aanmerking genomen de precieze lokalisering van de toegestane woning, daarmee in onvoldoende mate vergelijkbaar is.
2.6.3.    Gezien het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan, waarvan de invulling past binnen de regels van het bestemmingsplan, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan.
Het beroep is ongegrond.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Bechinka
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005
371.