ECLI:NL:RVS:2005:AS6175

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407528/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen goedkeuring bestemmingsplan door gemeenteraad Breukelen

Op 25 november 2003 heeft de gemeenteraad van Breukelen het bestemmingsplan "Noord" vastgesteld. Dit besluit werd op 29 juni 2004 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Tegen deze goedkeuring heeft verzoeker op 19 september 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 11 januari 2005, waarbij de gemeenteraad van Breukelen en de provincie Utrecht vertegenwoordigd waren.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 8 februari 2005 geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De Voorzitter merkte op dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het college van burgemeester en wethouders niet op korte termijn gebruik zal maken van de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan is opgenomen.

De Voorzitter heeft verder aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 8 februari 2005, en is vastgelegd door de Voorzitter en de ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200407528/2.
Datum uitspraak: 8 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2003 heeft de gemeenteraad van Breukelen het bestemmingsplan "Noord" vastgesteld.
Bij besluit van 29 juni 2004, no. 2004REG001592i, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 19 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2004, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 januari 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door ir. M.J. Buruma, ambtenaar van de provincie, is verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Breukelen, vertegenwoordigd door A.F.J.M. Emmelot, ambtenaar van de gemeente, en [gemachtigde] van [partij].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan is opgesteld ter vervanging van het bestemmingsplan "Noord 1976" en voorziet in een gedetailleerde en conserverende juridische regeling voor het noordelijke gedeelte van de kern Breukelen.
2.3.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de in artikel 26 van de planvoorschriften neergelegde wijzigingsbevoegdheid, voorzover deze betrekking heeft op het winkelcentrum en de garage aan de Karel Doormanweg.
2.4.    Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, heeft de wijzigingsbevoegdheid, ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, betrekking op de percelen met de bestemming "Bedrijven" en "Detailhandel", voorzover gelegen in de zone aangegeven in bijlage 2 bij de planvoorschriften, en strekt deze bevoegdheid ertoe om in te spelen op een mogelijke functieverandering of- uitbreiding in wonen met de daarbij behorende voorzieningen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemmingen van gronden gelegen binnen op de kaart en in de bijlage bij de voorschriften aangegeven zones A tot en met D wijzigen met inachtneming van hetgeen hieronder is bepaald. In het derde lid van dit artikel, onder f, zijn onder B en D vereisten opgenomen voorzover het betreft het winkelcentrum en de garage aan de Karel Doormanweg.
Ter zitting is van de zijde van zowel de gemeenteraad als verweerder aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders niet op korte termijn en in ieder geval niet voor het dienen van de bodemzaak gebruik zal maken van de hiervoor bedoelde wijzigingsbevoegdheid. De Voorzitter is dan ook van oordeel dat niet kan worden gesproken van een spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek van [verzoeker] dient mitsdien te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2005
177-445.