ECLI:NL:RVS:2005:AS5488

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409784/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Beekhuis
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met revisievergunning voor scharrelkippenbedrijf

Op 3 februari 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door verzoekers tegen een besluit van 20 oktober 2004, waarbij verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, een revisievergunning had verleend voor een scharrelkippenbedrijf. De vergunninghouder had de vergunning verkregen op basis van de Wet milieubeheer voor een locatie in Haarlemmermeer. Het besluit was op 29 oktober 2004 ter inzage gelegd, waarna verzoekers op 3 december 2004 beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter heeft het verzoek op 20 januari 2005 ter zitting behandeld, waar zowel verzoekers als verweerder en de vergunninghouder aanwezig waren. De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De kern van het verzoek was om te voorkomen dat de verleende revisievergunning in werking zou treden. De Voorzitter constateerde dat er al een bestaande inrichting was waarvoor een vergunning was verleend en dat de nieuwe vergunning een uitbreiding van de huisvesting van de reeds aanwezige scharrelkippen betrof. De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde, vooral omdat er nog een beroepsprocedure liep over de bouwvergunning die ook vereist was voor de uitbreiding.

Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 3 februari 2005.

Uitspraak

200409784/2.
Datum uitspraak: 3 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2004, kenmerk 5550, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een scharrelkippenbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 29 oktober 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 3 december 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 december 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 januari 2005, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door T.H. van Donge en G. Ritstier, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, als partij daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De Voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of in dit geval sprake is van onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.3.    Met het verzoek beogen verzoekers te voorkomen dat de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning in werking treedt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er sprake is van een bestaande inrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer is verleend en in werking is. De thans verleende vergunning voorziet in de uitbreiding van de huisvesting van de reeds aanwezige en vergunde scharrelkippen. Het aantal in de inrichting te houden dieren blijft gelijk en zal worden verspreid over de reeds bestaande en de nog te realiseren stallen. Verder is gebleken dat voor de thans vergunde uitbreiding van de stallen tevens een bouwvergunning krachtens de Woningwet is vereist. Aangezien het vigerende bestemmingsplan de realisering van bedoelde stallen niet toestaat, is ten behoeve van het verlenen van de gevraagde bouwvergunning vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Tegen de verleende vrijstelling en bouwvergunning loopt op dit moment een beroepsprocedure bij de rechtbank. Bij in stand laten van de bouwvergunning, waarbij moet worden opgemerkt dat hierover noch over het tijdstip waarop daarover duidelijkheid is, zal de vergunde uitbreiding van de stallen nog moeten worden gerealiseerd.
Gelet hierop is naar het oordeel van de Voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.4.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis    w.g. Plambeck
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2005
159.