ECLI:NL:RVS:2005:AS4740

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405206/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • E.J. Nolles
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor wijziging windturbine door college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel op 4 december 2003 geweigerd om appellant een bouwvergunning te verlenen voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan voor het oprichten van een windturbine. Appellant had eerder op 8 augustus 2002 een bouwvergunning verkregen voor een windturbine, maar diende op 30 juli 2003 een aanvraag in voor een wijziging van deze vergunning. Het college beschouwde deze aanvraag als een nieuwe bouwaanvraag en weigerde deze op basis van een negatief welstandsadvies en strijdigheid met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep van appellant tegen de weigering ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar hij betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat het om een gewijzigde bouwaanvraag ging. De Raad van State oordeelde echter dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de aanvraag als een nieuwe aanvraag moest worden behandeld. De Raad benadrukte dat het stelsel van de Woningwet zich verzet tegen het terugkomen op een in rechte onaantastbare beslissing zonder een nieuwe aanvraag.

Daarnaast bevestigde de Raad dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bouw van een windturbine alleen toestaat als deze is vermeld in de bijlage van het bestemmingsplan. Aangezien de windturbine van appellant niet in deze bijlage stond, faalde ook zijn betoog dat de bouwvergunning van rechtswege was verleend. De Raad van State concludeerde dat het college terecht geen vrijstelling had verleend op basis van het negatieve welstandsadvies en dat de voorzieningenrechter het beroep van appellant terecht ongegrond had verklaard. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

200405206/1.
Datum uitspraak: 2 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 2 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel (hierna: het college) geweigerd appellant bouwvergunning te verlenen voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan voor het oprichten van een windturbine, waarvoor hem bij besluit van 8 augustus 2002 een bouwvergunning is verleend.
Bij besluit van 18 februari 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2004, verzonden op 19 mei 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 24 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 juli 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 augustus 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. W. Sleijffer, advocaat te Leeuwarden, en ing. J.T. Bootsma, technisch adviseur, en het college, vertegenwoordigd door B. Kroese, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 8 augustus 2002 is appellant bouwvergunning verleend voor het oprichten van een windturbine (merk NEG Micon) met een ashoogte van 35 meter en een rotordiameter van 48 meter. Dit besluit is onherroepelijk geworden doordat er geen rechtsmiddelen tegen zijn aangewend.
Op 30 juli 2003 heeft appellant een aanvraag om wijziging van die bouwvergunning ingediend voor het oprichten van een windturbine (merk Vestas) met een ashoogte van 35 meter en een rotordiameter van 52 meter. Het college heeft deze aanvraag aangemerkt en behandeld als een nieuwe bouwaanvraag.
2.2.    Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat sprake is van een gewijzigde bouwaanvraag voor eenzelfde bouwplan en niet van een nieuwe aanvraag. Dit betoog faalt. Weliswaar verzet geen rechtsregel zich ertegen dat de houder van een in rechte onaantastbare bouwvergunning een aanvraag indient die strekt tot wijziging van het vergunde bouwplan, maar in zodanig geval dient ook een wijziging in de oorspronkelijke aanvraag te worden aangemerkt en behandeld als een nieuwe aanvraag. De Afdeling wijst in dit verband op haar uitspraak van 6 november 2002 in zaak no.
200201975/1(AB 2003, 230). Daarin is overwogen dat het stelsel van de Woningwet zich verzet tegen het terugkomen op een in rechte onaantastbare beslissing op een bouwaanvraag zonder dat een nieuwe aanvraag is gedaan. Daarmee wordt gedoeld op de specifieke bepalingen over publicatieplichten, beslistermijnen, aanhoudingsplichten en het imperatief-limitatief stelsel van weigeringsgronden, alsmede de belangen van derden die een rol spelen. Reeds hierom is juist het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college de aanvraag terecht als nieuwe aanvraag heeft behandeld.
2.3.    Ook is juist de overweging van de voorzieningenrechter dat het bouwplan in strijd is met het door de raad van de gemeente Littenseradiel op 2 september 2002 vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied-West, partiële herziening Windenergie” (hierna: het bestemmingsplan). Dit plan staat de bouw van een windturbine alleen toe, indien en voor zover die is vermeld in de bijlage “inventarislijst windturbines” die deel uitmaakt van de voorschriften bij het bestemmingsplan. De windturbine waarop de aan de orde zijnde aanvraag ziet, is niet vermeld in die bijlage. Het betoog van appellant dat dit een vergissing is - wat daar verder ook van zij -, heft de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan niet op.
Nu sprake is van strijd met het bestemmingsplan, faalt ook het betoog van appellant dat de bouwvergunning van rechtswege is verleend.
2.4.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. (..) De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsmogelijkheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de WRO, geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
2.5.    Het college is blijkens het bestreden besluit niet bereid vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen, omdat over het bouwplan een negatief welstandsadvies is uitgebracht. De welstandscommissie acht de rotordiameter in relatie tot de ashoogte niet in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand. Appellant is niet bereid tot aanpassing, omdat de windturbine reeds is geleverd en hij financiële verplichtingen is aangegaan. Dit dient evenwel voor risico van appellant te blijven. Voorts faalt het betoog van appellant dat de welstandscommissie ten onrechte de verhouding tussen de wieklengte en de masthoogte in haar advies heeft betrokken, omdat door het volgen van dat advies de bouwmogelijkheid die het bestemmingsplan biedt, zou worden belemmerd. Het bouwplan is immers om andere redenen in strijd met het bestemmingsplan. Dat voor het oorspronkelijke bouwplan een bouwvergunning is verleend, doet daaraan niet af, omdat dit niet heeft geleid tot vermelding in de hiervoor reeds genoemde "inventarislijst windturbines" bij het bestemmingsplan. Ook anderszins biedt het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het college de vrijstelling niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
2.6.    Gelet op het vorenstaande, geeft hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat de voorzieningenrechter het beroep van appellant ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
2.7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Nolles
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2005
291.