ECLI:NL:RVS:2005:AS4706

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405504/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit vrijstelling bouwvergunning antenne-installatie in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 7 juni 2004 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Voorst ongegrond verklaarde. Het college had op 3 september 2001 vrijstelling verleend voor een bouwvergunning voor een antenne-installatie aan de Vermeersweg te Twello, maar dit besluit was in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1996', dat de bestemming 'Agrarische cultuurgebied' voor het perceel voorschrijft. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank vernietigde op 13 maart 2003 het besluit van het college en bepaalde dat er een nieuw besluit moest komen. Na een tweede ongegrondverklaring door het college op 11 juni 2003, ging appellant opnieuw in beroep, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank op 7 juni 2004.

De Raad van State heeft de zaak op 11 januari 2005 behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel appellant als vertegenwoordigers van het college en Orange Nederland B.V. aanwezig. De Raad van State oordeelde dat het college ten onrechte toepassing had gegeven aan artikel 34, zevende lid, van de planvoorschriften, omdat de vrijstellingsregeling niet kon leiden tot een wijziging van de bestemming van de grond. De rechtbank had dit miskend, en daarom werd het hoger beroep gegrond verklaard. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en veroordeelde het college tot betaling van proceskosten aan appellant. Tevens werd het griffierecht vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder vrijstellingen kunnen worden verleend. Het besluit van de Raad van State heeft belangrijke implicaties voor de rechtsgeldigheid van vrijstellingen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Uitspraak

200405504/1.
Datum uitspraak: 2 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 juni 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Voorst.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Voorst (hierna: het college) aan Dutchtone B.V., rechtsvoorganger van Orange Nederland B.V., vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en bouwvergunning verleend voor een antenne-installatie aan de Vermeersweg te Twello, kadastraal bekend gemeente Wilp, sectie A, nr. 2694 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 april 2002 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2003 heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 april 2002 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt op het bezwaar van appellant.
Bij besluit van 11 juni 2003 heeft het college, onder aanvulling van de motivering, het tegen het besluit van 3 september 2001 door appellant gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juni 2004, verzonden op 9 juni 2004, heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 2 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 juli 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 september 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. R. van der Plank, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen Orange Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Oldenburger.
2.    Overwegingen
2.1.    Het perceel heeft ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996" de bestemming "Agrarische cultuurgebied". Vaststaat dat het bouwplan daarmee in strijd is.
2.2.    Ingevolge artikel 34, zevende lid, van de planvoorschriften is het college bevoegd vrijstelling te verlenen van het plan ten behoeve van het autotelefoonnet met de daarbij behorende voorzieningen met dien verstande dat:
a.    de oppervlakte van een apparatuuronderkomen ten hoogste bedraagt 20 m²;
b.    de hoogte van een apparatuuronderkomen ten hoogste bedraagt 3 m;
c.    de hoogte van antennemasten ten hoogste bedraagt 55 m.
2.3.    Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder a, van de WRO, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald, dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de in het plan vervatte regelen bevoegd zijn van bij het plan aan te geven voorschriften vrijstelling te verlenen. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt met dit artikel beoogd het college de bevoegdheid te geven op ondergeschikte onderdelen van het plan af te wijken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 oktober 2000 in zaak no. 199903453/1 (Gst 2001, 7136, 7), vloeit uit die bepaling voort, dat de in het bestemmingsplan vervatte vrijstellingsregeling er slechts toe kan strekken dat het college vrijstelling kan verlenen van de planvoorschriften maar niet van de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Een vrijstellingsregeling kan er dus niet toe leiden dat in feite de bestemming van de grond wordt gewijzigd. Voor het wijzigen van de bestemming is toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11 van de WRO de aangewezen weg.
2.4.    De in artikel 34, zevende lid, van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsmogelijkheid ziet, waar dit het onderhavig perceel betreft, op het toestaan van bebouwing met een zodanige omvang voor telecommunicatiedoeleinden dat dit in strijd is met de op het perceel rustende bestemming. De vrijstellingsbepaling heeft derhalve tot gevolg dat de bestemming "Agrarische cultuurgebied" kan worden gewijzigd in een andere bestemming en mist daarom verbindende kracht wegens strijd met artikel 15 van de WRO.
2.5.    Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 34, zevende lid, van de planvoorschriften.
2.6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.7.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 juni 2004, 03/808 WOW444;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Voorst van 11 juni 2003, vrom-0301793;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Voorst in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Voorst te worden betaald aan appellant;
VI.    gelast dat de gemeente Voorst aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 116,00 + € 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos    w.g. Willems
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2005
17-412.