ECLI:NL:RVS:2005:AS3232

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400668/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • I.W.M.J. Bossmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor varkenshouderijbedrijf en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening voor een varkenshouderijbedrijf door het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk. Bij besluit van 2 december 2003 is aan de vergunninghouder een revisievergunning verleend op basis van de Wet milieubeheer. Deze vergunning betreft een varkenshouderijbedrijf met bijbehorende faciliteiten zoals mestopslag en werktuigenbergingen. Het besluit is op 22 december 2003 ter inzage gelegd, waarna appellant op 21 januari 2004 beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2004, waarbij zowel appellant als de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren. Appellant betwistte de vergunning op basis van het bestemmingsplan, dat volgens hem alleen agrarisch gebruik toestaat, terwijl de vergunninghouder een loon-, mechanisatie- en grondverzetbedrijf zou willen starten. De Raad van State oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat deze geen betrekking heeft op de bescherming van het milieu zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.

Daarnaast heeft verweerder tijdens de zitting aangegeven dat het bestreden besluit inmiddels is ingetrokken, maar dat er nog geen beslissing is genomen op het bezwaar van de vergunninghouder tegen dit intrekkingsbesluit. Hierdoor kan het intrekkingsbesluit niet in de beoordeling van het beroep worden meegenomen. Uiteindelijk verklaart de Raad van State het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar gemaakt op 26 januari 2005.

Uitspraak

200400668/1.
Datum uitspraak: 19 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2003, kenmerk XII-1-5, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een varkenshouderijbedrijf met mestopslag, werktuigenbergingen, een hobbyruimte en bovengrondse opslag van dieselolie op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Winterswijk, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 22 december 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 21 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 januari 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 februari 2004.
Bij brief van 1 april 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2004, waar appellant, en verweerder, vertegenwoordigd door M.J. Bandel en J.H. Wensink, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit is onder meer vergunning verleend voor het houden van 240 opfokzeugen/vleesvarkens. Eerder is voor de inrichting bij besluit van 8 september 1981 krachtens de Hinderwet een oprichtingsvergunning verleend.
2.2.    Appellant stelt dat de aanwezigheid van de inrichting zich niet verdraagt met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Hij voert in dit kader aan dat vergunninghouder beoogt een loon-, mechanisatie- en grondverzetbedrijf in werking te stellen en geen agrarisch bedrijf, terwijl het bestemmingsplan slechts een agrarisch gebruik toestaat.
De Afdeling stelt vast dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en reeds om die reden niet kan slagen.
2.3.    Verweerder heeft aangevoerd dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden, omdat hij inmiddels het bestreden besluit heeft ingetrokken. Ter zitting is gebleken dat tegen dit intrekkingsbesluit door vergunninghouder bezwaar is gemaakt. Niet gebleken is dat thans door verweerder op het bezwaar is beslist. Het intrekkingsbesluit is derhalve niet onherroepelijk en kan reeds hierom bij de behandeling van het beroep tegen het bestreden besluit niet aan de orde komen.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Bossmann
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005
314.