200404242/1.
Datum uitspraak: 19 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 19 september 2002 heeft appellant (hierna: het college) bouwvergunning verleend aan [aanvrager] voor het vernieuwen van een LPG tank op het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie […], nr. […] en plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 februari 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 juli 2004 heeft [wederpartij] een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2004, waar het college, vertegenwoordigd door C.J.A. van den Heuvel, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door P.J.M. van Dam, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Leemskuilen, uitwerking III-B: Bedrijven" rust op het perceel de bestemming "Bedrijven klasse I (B.I)".
Ingevolge artikel 2 van de planvoorschriften, voorzover hier van belang, mogen op de als zodanig bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten behoeve van bedrijven in de nijverheids- of dienstensector (detailhandelsbedrijven daaronder niet begrepen), waaronder begrepen bij bedrijven behorende kantoorruimten en dienstwoningen, gebouwen ten behoeve van de gas-, water en/of elektriciteitsvoorziening alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, wegen, parkeergelegenheden en groenvoorzieningen.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Dit betoog faalt. Bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan moet niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk met het oog op zodanig gebruik is opgericht. Ter zitting is door het college bevestigd dat de LPG-tank ten behoeve van het nabijgelegen Total tankstation is opgericht en dat deze door middel van ondergrondse leidingen met het LPG-vulpunt van dat tankstation is verbonden. Door het college is naar voren gebracht dat ongeveer 70% van de omzet van het tankstation bestaat uit verkoop aan bedrijven. Hieruit volgt dat ook verkoop van brandstoffen, waaronder LPG, plaatsvindt aan particulieren die de brandstoffen niet in de uitoefening van een bedrijfsactiviteit zullen gebruiken. Gelet hierop moet de verkoop van brandstoffen in dat tankstation worden aangemerkt als detailhandel, welke activiteit ingevolge artikel 2 van de planvoorschriften uitdrukkelijk niet is toegestaan. Dat, zoals het college betoogt, indien het tankstation wordt opgeheven, de LPG-tank ten dienste zou kunnen staan van de omliggende bedrijven in de nijverheids- en dienstensector en derhalve overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, doet aan de strijdigheid van het voorliggende bouwplan met de vigerende bestemming niet af. De Afdeling is derhalve met de rechtbank van oordeel dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet aan de verlening van de bouwvergunning in de weg staat. Het college heeft de bouwvergunning ten onrechte bij de bestreden beslissing op bezwaar gehandhaafd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Deurne te worden betaald aan [wederpartij].
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.C.M. van Emmerik, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Emmerik
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005