ECLI:NL:RVS:2005:AS3168

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404242/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor LPG tank in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Deurne tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college had op 19 september 2002 een bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een LPG tank op een perceel in Deurne. De rechtbank verklaarde het beroep van de wederpartij, die bezwaar had gemaakt tegen de bouwvergunning, gegrond en vernietigde de beslissing op bezwaar van het college. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat de bouwvergunning in strijd was met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voor het perceel had de bestemming 'Bedrijven klasse I (B.I)', maar de Raad van State concludeerde dat de verkoop van LPG aan particulieren door het tankstation, dat verbonden was met de LPG tank, als detailhandel moest worden aangemerkt. Aangezien detailhandel niet is toegestaan volgens de planvoorschriften, was de bouwvergunning ten onrechte verleend.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten, die door de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt, werden vastgesteld op € 644,00, te betalen door de gemeente Deurne aan de wederpartij. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 januari 2005.

Uitspraak

200404242/1.
Datum uitspraak: 19 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2002 heeft appellant (hierna: het college) bouwvergunning verleend aan [aanvrager] voor het vernieuwen van een LPG tank op het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie […], nr. […] en plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 februari 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 juli 2004 heeft [wederpartij] een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2004, waar het college, vertegenwoordigd door C.J.A. van den Heuvel, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door P.J.M. van Dam, gemachtigde, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Leemskuilen, uitwerking III-B: Bedrijven" rust op het perceel de bestemming "Bedrijven klasse I (B.I)".
Ingevolge artikel 2 van de planvoorschriften, voorzover hier van belang, mogen op de als zodanig bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten behoeve van bedrijven in de nijverheids- of dienstensector (detailhandelsbedrijven daaronder niet begrepen), waaronder begrepen bij bedrijven behorende kantoorruimten en dienstwoningen, gebouwen ten behoeve van de gas-, water en/of elektriciteitsvoorziening alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, wegen, parkeergelegenheden en groenvoorzieningen.
2.2.    Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Dit betoog faalt. Bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan moet niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk met het oog op zodanig gebruik is opgericht. Ter zitting is door het college bevestigd dat de LPG-tank ten behoeve van het nabijgelegen Total tankstation is opgericht en dat deze door middel van ondergrondse leidingen met het LPG-vulpunt van dat tankstation is verbonden. Door het college is naar voren gebracht dat ongeveer 70% van de omzet van het tankstation bestaat uit verkoop aan bedrijven. Hieruit volgt dat ook verkoop van brandstoffen, waaronder LPG, plaatsvindt aan particulieren die de brandstoffen niet in de uitoefening van een bedrijfsactiviteit zullen gebruiken. Gelet hierop moet de verkoop van brandstoffen in dat tankstation worden aangemerkt als detailhandel, welke activiteit ingevolge artikel 2 van de planvoorschriften uitdrukkelijk niet is toegestaan. Dat, zoals het college betoogt, indien het tankstation wordt opgeheven, de LPG-tank ten dienste zou kunnen staan van de omliggende bedrijven in de nijverheids- en dienstensector en derhalve overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, doet aan de strijdigheid van het voorliggende bouwplan met de vigerende bestemming niet af. De Afdeling is derhalve met de rechtbank van oordeel dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet aan de verlening van de bouwvergunning in de weg staat. Het college heeft de bouwvergunning ten onrechte bij de bestreden beslissing op bezwaar gehandhaafd.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Deurne te worden betaald aan [wederpartij].
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.C.M. van Emmerik, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Van Emmerik
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005
398.