ECLI:NL:RVS:2005:AS2187

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403647/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot beëindiging tantra-massage door burgemeester van Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester van Leeuwarden tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden. De burgemeester had op 7 augustus 2003 een besluit genomen waarbij aan de wederpartij werd gelast om de aanbieding van tantra-massage in een pand aan de [locatie] te Leeuwarden te beëindigen, onder oplegging van een dwangsom. De wederpartij maakte bezwaar tegen dit besluit, dat op 25 november 2003 door de burgemeester ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden verklaarde op 5 maart 2004 het beroep van de wederpartij gegrond en vernietigde de beslissing op bezwaar van de burgemeester. Hierop stelde de burgemeester hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep werden aangevuld in mei 2004.

De zaak werd op 23 november 2004 ter zitting behandeld, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de wederpartij in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de burgemeester de door de wederpartij aangevoerde grief, dat het besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, onvoldoende had gemotiveerd. De Afdeling concludeerde dat de burgemeester voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij ook andere inrichtingen onderzoekt op overtredingen en dat handhaving zal plaatsvinden indien nodig.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep van de burgemeester gegrond, vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het beroep van de wederpartij tegen het besluit van de burgemeester alsnog ongegrond. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 12 januari 2005.

Uitspraak

200403647/1.
Datum uitspraak: 12 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Leeuwarden,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Leeuwarden,
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2003 heeft appellant aan [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast om de aanbieding van tantra-massage in het pand aan de [locatie] te Leeuwarden te beëindigen.
Bij besluit van 25 november 2003 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2004, verzonden op 24 maart 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 mei 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij (ongedateerde) brief heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat te Nieuwegein, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij uitspraak van 8 juli 2004 heeft de Afdeling het door [wederpartij] tegen de aangevallen uitspraak ingediende hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het door haar hiertegen ingediende verzet is bij uitspraak van 17 november 2004 ongegrond verklaard. Aan de orde is thans derhalve uitsluitend het hoger beroep van appellant, waarbij is betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat appellant de door [wederpartij] aangevoerde grief dat het besluit in primo strijdt met het gelijkheidsbeginsel op onvoldoende gemotiveerde wijze heeft weerlegd.
2.2.    In het aan de beslissing op bezwaar ten grondslag liggende advies van de Adviescommissie bezwaarschriften is gesteld dat appellant de door [wederpartij] genoemde inrichtingen eveneens onderzoekt op overtredingen en dat hiertegen zonodig handhavingsmiddelen zullen worden ingezet. Tezamen met de toelichting die hierop van de zijde van de burgemeester ter zitting bij de voorzieningenrechter en bij de Afdeling is gegeven, acht de Afdeling hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de door [wederpartij] genoemde inrichtingen, zodra daarin overtredingen worden geconstateerd, op soortgelijke wijze wordt opgetreden als ten aanzien van [wederpartij] is geschied. Dat een onderzoek in het geval van [wederpartij] achterwege kon blijven en tot handhaving is overgegaan, is het gevolg van het feit dat de gemeente reeds op grond van door [wederpartij] verstrekte informatie voldoende kennis droeg van de activiteiten die in deze inrichting plaatsvinden.
Uit de door appellant overgelegde stukken kan overigens worden afgeleid, dat appellant overtredingen bij andere inrichtingen daadwerkelijk onderzoekt, en nadat overtredingen zijn geconstateerd tot handhavend optreden overgaat.
2.3.    Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit de burgemeester van 25 november 2003 alsnog ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2004, 04/191GEMWT en 04/63 GEMWT;
III.    verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.R. Winter, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Winter    w.g. Koutstaal
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005
383.