ECLI:NL:RVS:2005:3

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2005
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
200506457/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • T.M.A. Claessens
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 november 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 5 september 2003 door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, die op 22 juni 2005 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 23 juli 2005 is ingediend. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de argumenten in het hoger-beroepschrift niet voldoende zijn om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde punten waren niet van zodanig belang dat zij vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. Daarom heeft de Raad van State besloten het hoger beroep kennelijk ongegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 november 2005.

Uitspraak

200506457/1.
Datum uitspraak: 2 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/48090 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 22 juni 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2003 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 22 juni 2005, verzonden op 11 juli 2005, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 juli 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 augustus 2005 heeft de minister een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen is aangevoerd in het hoger-beroepschrift en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Hazen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2005
452.