ECLI:NL:RVS:2004:AR8373

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403180/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor bedrijfsgebouw in Weert

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert op 31 oktober 2002 een verzoek om vrijstelling en een (gewijzigde) bouwvergunning geweigerd voor de bouw van een bedrijfsgebouw ten behoeve van kantoor-, productie- en opslagdoeleinden. Het perceel, gelegen aan de Amentstraat 1b, had de bestemming 'Terreinen voor kantoren en toonzalen' volgens het bestemmingsplan 'Algemeen bestemmingsplan Stramproy'. Appellante betoogde dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat de weigering van de bouwvergunning terecht was, omdat het bewerken van glas ondergeschikt zou zijn aan de hoofdactiviteit van tentoonstellen en verhandelen van glas. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college de gevraagde bouwvergunning terecht had geweigerd, omdat het bewerken en opslaan van glas niet in overeenstemming was met de bestemming van het perceel.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de uitleg van het college over de definitie van een toonzaal, waarbij aansluiting werd gezocht bij Van Dale's woordenboek, juist was. De Afdeling was van mening dat de activiteiten van appellante niet voldeden aan de bestemmingsplanvoorschriften. Daarnaast werd het betoog van appellante dat er een mogelijkheid was voor vrijstelling op basis van de 'toverformule' verworpen, omdat deze bepaling niet van toepassing was op bouwen. De Afdeling concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen weigeren om vrijstelling te verlenen, gezien de strijdigheid van het bouwplan met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'Savelveld'. De huidige bestemming werd om milieutechnische redenen gehandhaafd.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 29 december 2004, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200403180/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 3 maart 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college ) appellante geweigerd vrijstelling en een (gewijzigde) bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een bedrijfsgebouw ten behoeve van kantoor-, produktie- en opslagdoeleinden op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Weert, sectie […], nummer […].
Bij besluit van 17 juni 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar voor zover gericht tegen de welstandsaspecten en de uitvoering van het bedrijfsgebouw, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond.
Bij uitspraak van 3 maart 2004, verzonden op 8 maart 2004, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 juli 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door [directeur], en bijgestaan door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. de Corti, ambtenaar van der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar namens derdebelanghebbenden [gemachtigdeN] en mr. R. Keuken, advocaat te Waalre, gehoord.
2. Overwegingen
In het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Algemeen bestemmingsplan Stramproy" heeft het perceel Amentstraat 1b, voorzover hier van belang, de bestemming "Terreinen voor kantoren en toonzalen" gekregen. Ingevolge artikel 7, aanhef en onder A.1, van de planvoorschriften, mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt voor het vestigen van kantoren en toonzalen met bijbehorende bedrijfswoningen, met dien verstande dat uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de in de aanhef van dit artikel genoemde voorzieningen mogen worden gebouwd. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de gevraagde bouwvergunning terecht heeft geweigerd wegens strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het bewerken van glas van ondergeschikte betekenis is aan de hoofdactiviteit, te weten het tentoonstellen en verhandelen van glas en dat opslag van goederen, die ook worden tentoongesteld, niet is verboden.
In de planvoorschriften is het begrip 'toonzaal' niet gedefinieerd en ook de toelichting biedt omtrent de betekenis daarvan geen duidelijkheid. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat onder een toonzaal moet worden verstaan een ruimte waarin ten verkoop aangeboden artikelen worden tentoongesteld of getoond. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat deze uitleg, waarbij het college aansluiting heeft gezocht bij Van Dale's groot woordenboek der Nederlandse taal, juist is. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat het bewerken en de opslag van glas in de vorm en omvang waarop dit bij appellante plaatsvindt, niet kan worden aangemerkt als gebruik in overeenstemming met de bestemming “kantoor c.q. toonzaal” als in het bestemmingsplan voorzien. Het betoog van appellante faalt derhalve.
Het betoog van appellante dat de rechtbank heeft miskend dat een mogelijkheid bestaat om met toepassing van de in artikel 7, lid D, onder 2 van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsmogelijkheid (toverformule) alsnog bouwvergunning te verlenen faalt, reeds omdat deze bepaling niet ziet op bouwen. Voorts is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen, omdat het bouwplan in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “Savelveld”. De huidige bestemming “Terreinen voor kantoren en toonzalen” is om milieutechnische redenen gehandhaafd.
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Tulmans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
53-381