200407227/2.
Datum uitspraak: 24 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 10 februari 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Neerijnen het wijzigingsplan "Wijziging bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen 2002" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 juli 2004, nr. RE2004.45832, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 27 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2004, beroep ingesteld.
De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 september 2004.
Bij brief van 27 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 november 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, is verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Neerijnen, vertegenwoordigd door drs. R.W. Peek, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, en [directeur], daar gehoord. Verweerder is ter zitting niet verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft verweerder op verzoek van de Voorzitter schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt ten aanzien van het verhandelde ter zitting. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de verplaatsing van het fruitteeltbedrijf van [partij] uit de kern Neerijnen naar een perceel aan de Repensestraat te Opijnen. Verweerder heeft grotendeels goedkeuring verleend aan het plan.
2.3. Verzoekster woont aan de Repensestraat en kan zich niet met de goedkeuring van het plan verenigen. Zij voert aan dat het te vestigen bedrijf zodanig van omvang en uitstraling is dat het waardevolle open landschap zal worden aangetast. In dit verband stelt zij dat geen onderzoek is verricht naar minder gevoelige locaties. Voorts voert zij aan dat het plan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden nu schadelijke effecten voor het milieu zijn te verwachten. Ten onrechte is bij de belangenafweging belang toegekend aan de gunstige milieueffecten van verplaatsing van het bedrijf uit het beschermd dorpsgezicht van Neerijnen, aldus verzoekster.
2.3.1. Verweerder heeft overwogen dat het plan voldoet aan de gestelde wijzigingsvoorwaarden. Het gebied is volgens hem, gelet op de aanwezige bosschages en fruitboomgaarden en de Waalbandijk, niet daadwerkelijk als open landschap te karakteriseren. Hij acht het verrichte onderzoek naar alternatieve locaties voldoende.
2.3.2. Het plan voorziet in wijziging van de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden” in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden". In het plan is ten behoeve van het ter plaatse te vestigen agrarische bedrijf een bouwperceel opgenomen met een omvang van 2145 m² en een maximale bouwhoogte van 10 meter. De Voorzitter acht het aannemelijk dat vestiging van een agrarisch bedrijf met een dergelijke omvang een ruimtelijke uitstraling heeft die van invloed is op het landschap. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt evenwel dat het plangebied met de directe omgeving, anders dan verzoekster stelt, niet als open landschap is te karakteriseren. Terecht wijst verweerder in dit verband in zijn besluit op de aanwezige bosschages, de fruitboomgaarden met windsingels en de Waalbandijk. Ter zitting is in aanvulling daarop gewezen op het naburige glastuinbouwbedrijf alsmede twee andere nieuwe agrarische vestigingslocaties voor fruitteeltbedrijven. Voorts is gewezen op het feit dat het te vestigen bedrijf landschappelijk zal worden ingepast door middel van beplanting. Gelet hierop ziet de Voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vestiging van het door het plan mogelijk gemaakte bedrijf niet zal leiden tot een ernstige aantasting van de bestaande landschappelijke waarde van het gebied.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat bij de voorbereiding van het plan drie locaties zijn onderzocht voor de vestiging van het bedrijf van [partij]. De keuze voor iedere van de twee andere onderzochte locaties stuitte op bezwaren van bedrijfseconomische of planologische aard nu deze locaties ofwel op grote afstand van de fruitboomgaarden van de maatschap liggen of slechts bereikbaar zijn via de doorgaande weg door de kern Opijnen. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verrichte onderzoek naar alternatieve vestigingslocaties voldoende is en dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen instemmen met de door het gemeentebestuur gekozen locatie.
In de wijzigingsvoorwaarden is onder meer opgenomen dat er voor verplaatsing van een bedrijf in de gemeente Neerijnen overwegingen van milieutechnische aard moeten zijn en dat vanwege deze verplaatsing geen schadelijke effecten voor het milieu zijn te verwachten. Het bedrijf van [partij] is thans gevestigd in de kern Neerijnen en veroorzaakt daar, met name vanwege transportbewegingen, aanzienlijke milieuoverlast. Voor verplaatsing bestaan derhalve overwegingen van milieutechnische aard. Aan deze overwegingen is, gelet op de genoemde wijzigingsvoorwaarden, terecht belang toegekend. De in het plan mogelijk gemaakte vestigingslocatie ligt aan de doorgaande weg buiten de bebouwde kom. Gelet hierop zal de milieuoverlast die het bedrijf veroorzaakt vanwege transportbewegingen verminderen. Ook overigens verwacht de Voorzitter niet vanwege de in het plan mogelijk gemaakte bedrijfsverplaatsing schadelijke effecten voor het milieu. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de Voorzitter dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat het plan in zoverre niet in strijd is met de gestelde wijzigingsvoorwaarden.
2.4. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Rop
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2004