ECLI:NL:RVS:2004:AR8362

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408292/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Kern Noordhoek te Moerdijk

Op 24 december 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een aantal verzoekers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, dat op 8 juli 2003 het wijzigingsplan 'Kern Noordhoek' had vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in de bouw van een woning op een voormalige bedrijfslocatie. De verzoekers waren van mening dat de goedkeuring van het plan door de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, onterecht was verleend, omdat er geen akoestisch onderzoek was uitgevoerd naar de geluidshinder van de nabijgelegen weg.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 december 2004, waarbij de verzoekers in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A. Vinkenborg. De verweerder werd vertegenwoordigd door J.G.A.M. van de Wijdeven, ambtenaar van de provincie, en het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk was vertegenwoordigd door J.A. van Broekhoven, ambtenaar van de gemeente.

In zijn overwegingen oordeelde de Voorzitter dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter concludeerde dat de verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat een akoestisch onderzoek niet vereist was, gezien de maatregelen die het gemeentebestuur had genomen, zoals het instellen van een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Ook werd vastgesteld dat het bodemonderzoek geen verontreiniging ter plaatse van de voorziene woning aantoonde. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200408292/2.
Datum uitspraak: 24 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2003, heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk het wijzigingsplan "Kern Noordhoek, [locatie]" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 augustus 2003, no. 929226, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Dit besluit is door de Afdeling bij uitspraak van 6 mei 2004,
200307060/1, vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 augustus 2004, nr. 950384/1020629, opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 december 2004, waar verzoekers in persoon, en bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door J.G.A.M. van de Wijdeven, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, vertegenwoordigd door J.A. van Broekhoven, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de bouw van een woning op een voormalige bedrijfslocatie aan de [locatie]. Bij het bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het plan heeft verleend. Daartoe voeren zij aan dat niet is onderzocht of de geluidhinder vanwege de [locatie] op de voorziene woning tot een aanvaardbaar niveau blijft beperkt. Voorts is volgens hen de stelling van verweerder dat de bouwlocatie gelet op het verrichte bodemonderzoek geschikt is voor woningbouw, onvoldoende gemotiveerd.
2.3.1.    Verweerder stelt dat een akoestisch onderzoek niet is vereist nu het gemeentebestuur van Moerdijk heeft besloten de maximumsnelheid op de [locatie] tot 30 kilometer per uur te beperken. Uit het verrichte bodemonderzoek blijkt volgens verweerder dat de beoogde bouwlocatie geschikt is voor woningbouw.
2.3.2.    Het gemeentebestuur heeft voorafgaand aan de vaststelling van het plan een verkeersbesluit genomen waarbij onder meer de [locatie] is aangewezen als zone waarin een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt. Onder omstandigheden kan bij de voorbereiding van een plan dat betrekking heeft op gronden langs een weg waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur is ingesteld, in verband met de vereiste belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het verrichten van akoestisch onderzoek vereist zijn. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat het wegprofiel zal worden aangepast aan de ingestelde maximumsnelheid en dat het aantal verkeersbewegingen niet zo groot is dat ondanks de maximumsnelheid een aanzienlijke geluidbelasting is te verwachten.
Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het verrichten van akoestisch onderzoek in dit geval niet is vereist.
Uit het verrichte bodemonderzoek blijkt dat het grondwater ter plaatse van de voormalige werkplaats en loods een sterk verhoogd gehalte arseen bevat. Deze gebouwen zullen blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting voorafgaand aan de bouw van de woning worden gesloopt, waarna deze gronden geheel zullen worden verhard. Uit het verrichte bodemonderzoek blijkt voorts dat de gronden ter plaatse van de voorziene woning niet zijn vervuild. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter geen aanleiding om het goedkeuringsbesluit van verweerder in zoverre te schorsen.
2.4.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2004
417.