ECLI:NL:RVS:2004:AR8351

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402048/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en procesbelang bij voorbereidingsbesluit van de gemeente Haarlemmermeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Chip(s)hol III B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 29 januari 2004 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om een voorbereidingsbesluit van de raad van de gemeente Haarlemmermeer van 21 november 2002. Dit besluit hield in dat voor bepaalde gebieden een nieuw bestemmingsplan zou worden voorbereid. Appellante stelde dat de raad haar bezwaar tegen dit besluit ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat zij schade had geleden door het voorbereidingsbesluit. De Raad van State heeft de zaak op 29 december 2004 behandeld en geconcludeerd dat appellante voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door het voorbereidingsbesluit. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State verplichtte de gemeenteraad van Haarlemmermeer om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad van State. Tevens werd de gemeenteraad veroordeeld in de proceskosten van appellante en moest het griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

200402048/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Chip(s)hol III B.V.”, gevestigd te Schiphol-Rijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 januari 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de raad van de gemeente Haarlemmermeer.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2002 heeft de raad van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: de raad) bepaald dat voor de gebieden die op de bij dit besluit behorende tekening als zodanig zijn aangegeven, een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid (hierna: het voorbereidingsbesluit).
Bij besluit van 30 januari 2003 heeft de raad dit voorbereidingsbesluit ingetrokken.
Bij besluit van 15 mei 2003 heeft de raad het tegen het besluit van
21 november 2002 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2004, verzonden op 3 februari 2004, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 5 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 8 maart 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 mei 2004 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Amsterdam, en drs. P.J. Poot, gemachtigde. Namens de raad zijn mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, mr. A. Hoogeveen en mr. M.P. van der Plaats, beiden ambtenaren van de gemeente, verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het voorbereidingsbesluit heeft betrekking op onder meer het zogeheten Groenenberg-terrein te Schiphol-Rijk, waar appellante (gefaseerd) een bouwplan wenst te realiseren dat voorziet in de oprichting van bedrijfshallen.
2.2.    Appellante betoogt, samengevat weergegeven, dat de rechtbank heeft miskend dat de raad het tegen het voorbereidingsbesluit ingediende bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het vervallen van het procesbelang. Appellante betoogt dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt schade te hebben geleden ten gevolge van dit voorbereidingsbesluit, zodat zij belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid daarvan. De door haar gestelde schade betreft kosten gemaakt in de bezwaarfase, kosten gemaakt ter beperking van haar schade en vertragingschade.
2.3.    Het betoog van appellante slaagt. Niet kan worden staande gehouden dat appellante niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten gevolge van het voorbereidingsbesluit schade heeft geleden. Op grond van hetgeen ter zitting van de Afdeling naar voren is gebracht kan er van uit worden gegaan dat appellante tijdens de periode dat het voorbereidingsbesluit gold bouwplannen klaar had liggen voor de tweede fase van haar plannen voor het oprichten van de bedrijfshallen. Die bouwplannen c.q. aanvragen zijn gedurende die periode niet ingediend, maar wel direct na de intrekking van dat besluit. Appellante betoogt met recht dat van haar niet kon worden verlangd dat zij deze aanvragen reeds zou indienen in de periode dat het voorbereidingsbesluit nog gold. Deze aanvragen zouden immers door het college van burgemeester en wethouders vanwege het voorbereidingsbesluit moeten worden aangehouden. Aldus is niet op voorhand onaannemelijk dat de bouwplannen voor de tweede fase door het voorbereidingsbesluit zijn vertraagd en dat appellante daardoor schade heeft geleden.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De raad dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.5.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 januari 2004, Awb 03-1186;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de gemeenteraad van Haarlemmermeer van 15 mei 2003, 2003/176;
V.    veroordeelt de gemeenteraad van Haarlemmermeer in de door appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 2840,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Haarlemmermeer te worden betaald aan appellante;
VI.    gelast dat de gemeente Haarlemmermeer aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht (€ 505,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Klein Nulent
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
218.