ECLI:NL:RVS:2004:AR8007

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404077/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verstrekking dossierstukken door gemeente Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2004. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de voorzitter van de commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Leeuwarden, dat op 13 november 2001 was genomen. Dit besluit hield in dat alle dossierstukken met betrekking tot de door appellante ingediende bezwaarschriften aan haar waren verstrekt. Appellante stelde echter dat er nog steeds dossierstukken, waaronder een videoband en correspondentie met de nationale ombudsman, niet aan haar waren verstrekt.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden verklaarde het bezwaar van appellante op 9 september 2003 niet-ontvankelijk. De rechtbank Leeuwarden oordeelde in haar uitspraak van 6 april 2004 dat het beroep van appellante gegrond was en vernietigde de beslissing op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Appellante ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij op 14 mei 2004 haar hoger beroep indiende.

Tijdens de zitting op 9 november 2004 werd de zaak behandeld. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, stelde dat er nog steeds stukken ontbraken. Het college stelde echter dat alle gevraagde stukken inmiddels waren verstrekt. De Raad van State concludeerde dat, aangezien aan appellante de gevraagde stukken waren verstrekt, het procesbelang was komen te ontvallen. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 22 december 2004.

Uitspraak

200404077/1.
Datum uitspraak: 22 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2001 heeft de voorzitter van de commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Leeuwarden in antwoord op het verzoek van appellante van 23 oktober 2001 aan haar meegedeeld dat alle aanwezige dossierstukken bij de behandeling van de door haar ingediende bezwaarschriften aan haar zijn verstrekt.
Bij besluit van 9 september 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 april 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 juni 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. E.T.J. van Dalen, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.E. van der Helm, ambtenaar bij het college, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante stelt zich op het standpunt dat een aantal dossierstukken, te weten een videoband, correspondentie met betrekking tot appellante tussen de nationale ombudsman en de gemeente Leeuwarden en een aantal raadkamerverslagen, nog altijd niet aan haar zijn verstrekt. Het college stelt zich blijkens zijn memorie van antwoord en het verhandelde ter zitting op het standpunt dat, nadat grondig is nagegaan of er nog dossierstukken aanwezig zijn die niet eerder aan appellante zijn overgelegd, geconcludeerd moet worden dat alle door appellante gevraagde dossierstukken, inclusief de videoband, inmiddels aan haar zijn verstrekt. Appellante heeft dit niet meer behoorlijk weersproken. Nu gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat aan appellante de gevraagde stukken zijn verstrekt, is het procesbelang komen te ontvallen.
2.2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.I.M. Peute, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Peute
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004
391.