200407480/1.
Datum uitspraak: 15 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Projektburo Het Vliegwiel", gevestigd te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2004 in het geding tussen:
de naamloze vennootschap "NV Werk Amsterdam".
Bij uitspraak van 1 juni 2004 met kenmerk AWB 04/1958 BELEI heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door appellante ingestelde beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 augustus 2004 met kenmerk AWB 04/1958 BELEI, verzonden op 30 augustus 2004, heeft de rechtbank het daartegen door appellante gedane verzet ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 september 2004 heeft NV Werk Amsterdam van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door O. de Rooij, gemachtigde, en NV Werk Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Arendse, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 37 van de Wet op de Raad van State kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan bij de Afdeling hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank, als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Awb en tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank, als bedoeld in artikel 8:86 van die wet, tenzij tegen de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, aanhef en onder b, kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb.
2.2. Appellante heeft bij de Afdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 augustus 2004, waarbij de rechtbank het verzet van appellante tegen de uitspraak van die rechtbank van 1 juni 2004 ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van de rechtbank van 27 augustus 2004 is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb. Tegen die uitspraak kan ingevolge artikel 37 van de Wet op de Raad van State dan ook geen hoger beroep bij de Afdeling worden ingesteld. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt, indien sprake is van evidente schending van beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.
2.3. Hetgeen appellante heeft aangevoerd kan niet leiden tot het oordeel dat daarvan sprake is geweest. Haar bezwaar tegen de gronden waarop de verzetsrechter tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft geconcludeerd, valt buiten de toets die de Afdeling moet verrichten.
2.4. De Afdeling is niet bevoegd kennis te nemen van het hoger beroep van appellante.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2004