ECLI:NL:RVS:2004:AR7573

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403316/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en weigering tot openbaarmaking van documenten door TNO

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. TNO had op 2 juli 2002 een verzoek van Houthoff Buruma om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels toegewezen en deels afgewezen. Houthoff Buruma had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een uitspraak van de voorzieningenrechter op 7 mei 2003, waarin het beroep van Houthoff Buruma gegrond werd verklaard. TNO nam daarop een nieuwe beslissing op bezwaar, maar weigerde de openbaarmaking van een aantal documenten. Houthoff Buruma ging opnieuw in beroep, wat resulteerde in de huidige procedure bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 oktober 2004 behandeld. TNO voerde aan dat de weigering tot openbaarmaking van documenten gerechtvaardigd was op basis van de Wob, omdat openbaarmaking de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden. De Afdeling oordeelde echter dat TNO onvoldoende had onderbouwd waarom de documenten niet openbaar gemaakt konden worden. De Afdeling stelde vast dat de motivering van TNO niet voldeed aan de eisen die de wet stelt, en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de beslissing op bezwaar vernietigd moest worden.

Het hoger beroep van TNO werd ongegrond verklaard, terwijl het hoger beroep van Houthoff Buruma gegrond werd verklaard. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter, met de opdracht aan TNO om opnieuw op het bezwaar van Houthoff Buruma te beslissen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. TNO werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan Houthoff Buruma.

Uitspraak

200403316/1.
Datum uitspraak: 15 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    de Raad van Bestuur van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO),
2.    de maatschap van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Houthoff Buruma, gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2004 in het geding tussen:
appellante sub 2
en
appellant sub 1.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2002 heeft appellant sub 1 (hierna: TNO) een verzoek van appellante sub 2 (hierna: Houthoff Buruma) om haar op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) een aantal publicaties en rapporten te verstrekken, deels toegewezen en voor het overige afgewezen.
Bij uitspraak van 7 mei 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank  Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het door Houthoff Buruma ingestelde beroep gericht tegen het besluit van TNO van 20 december 2002 waarbij haar tegen het besluit van 2 juli 2002 gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard, gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd.
Bij besluit van 7 oktober 2003 heeft TNO een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het door Houthoff Buruma gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond is verklaard. Tevens heeft TNO toen meegedeeld dat van de 55 gevraagde rapporten 26 rapporten openbaar gemaakt kunnen worden, één rapport geanonimiseerd openbaar gemaakt kan worden, één rapport niet in zijn bezit is en openbaarmaking van 27 rapporten wordt geweigerd op grond van de Wob.
Bij uitspraak van 10 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het daartegen door Houthoff Buruma ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben TNO bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2004, en Houthoff Buruma bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 mei 2004 heeft TNO van antwoord gediend.
Bij brief van 28 mei 2004 heeft Houthoff Buruma van antwoord gediend.
Bij brief van 9 september 2004 heeft Houthoff Buruma de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2004, waar TNO, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te Den Haag, en Houthoff Buruma, vertegenwoordigd door mr. V.H. Affourtit, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voor TNO is tevens verschenen [programmadirecteur] van het Prins Maurits Laboratorium van TNO en [werknemer], werkzaam bij TNO.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit:
a. (…);
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. (…).
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties.
2.2.    Zoals uit het verhandelde ter zitting is gebleken wordt thans door TNO nog openbaarmaking geweigerd van 25 documenten, te weten de documenten genummerd 3, 13 tot en met 28, 33, 34, 37, 42, 43, 46, 50 en 53.
2.3.    Ten aanzien van het hoger beroep van TNO.
TNO kan zich niet verenigen met het oordeel van de voorzieningenrechter dat de weigering tot openbaarmaking van elk van de documenten niet kan worden gedragen door de motivering in algemene zin dat openbaarheid de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden. Volgens TNO heeft hij ter zitting bij de voorzieningenrechter uitvoerig toegelicht dat de geweigerde documenten, ook elk afzonderlijk, een helder en vergaand inzicht geven in de samenstelling van ontplofbare stoffen, de wijze waarop ontplofbare mengsels moeten worden vervaardigd, de eigenschappen van explosieve mengsels en de onverhoopte effecten van gebruik van die stoffen op zaken en personen. Gelet op de samenhang tussen de documenten kon hij volstaan met één voor alle rapporten gemeenschappelijke motivering, aldus TNO.
2.3.1.    Dit betoog faalt. In zaken waarin de vraag of bepaalde stukken openbaar gemaakt moeten worden centraal staat, en op grond daarvan alleen de rechter kennis neemt van deze stukken, dient het bestuursorgaan de weigering van de openbaarmaking goed te onderbouwen. Evenals de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat dit bij de beslissing op bezwaar is nagelaten, nu TNO heeft volstaan met het per document aangeven dat de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob aan openbaarmaking in de weg stond. De eerst ter zitting bij de voorzieningenrechter en ter zitting in hoger beroep door TNO gegeven nadere toelichting is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep van TNO is ongegrond.
Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb te hebben kennis genomen van de documenten, merkt de Afdeling overigens wel op dat het voorgaande niet weg neemt dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob aan de weigering tot openbaarmaking van (onderdelen van) de documenten ten grondslag kan liggen.
2.4.    Ten aanzien van het hoger beroep van Houthoff Buruma.
Het oordeel van de voorzieningenrechter dat TNO openbaarmaking van de documenten 23 en 24 terecht heeft kunnen weigeren op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, wordt door Houthoff Buruma met succes bestreden.
Weliswaar bevatten voornoemde documenten informatie over bedrijfs- en fabricagegegevens – zoals bijvoorbeeld informatie over ontstekingsmechanismen – waarvan verstrekking gelet op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob achterwege dient te blijven, doch dit betreft slechts onderdelen van deze documenten. Voor de juistheid van het standpunt van TNO dat met het oog op de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens openbaarmaking van deze documenten geheel achterwege dient te blijven, ziet de Afdeling geen grond. Zo valt onder meer niet in te zien dat de in de documenten opgenomen samenvatting bedrijfs- en fabricagegegevens bevat waarvan openbaarmaking gelet op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob geweigerd dient te worden. Ditzelfde geldt voor delen van document 24 die de classificatie van vuurwerk behandelen.
2.4.1.    Ten aanzien van het betoog van Houthoff Buruma dat de voorzieningenrechter ten onrechte de belangen niet heeft meegewogen, terwijl het verzoek om informatie betrekking had op milieu-informatie in de zin van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie, nummer 90/313/EEG (PbEG L 158/ 56; hierna: de Richtlijn), overweegt de Afdeling dat TNO ten aanzien van de onderdelen van de documenten 23 en 24 die bedrijfs- en fabricagegegevens bevatten, bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar dient te onderzoeken of sprake is van milieu-informatie in de zin van de Richtlijn, en, zo die vraag bevestigend wordt beantwoord, het afwegingskader van de Richtlijn in acht dient te nemen.
2.5.    De Afdeling deelt voorts niet het oordeel van de voorzieningenrechter dat TNO in redelijkheid heeft kunnen weigeren de documenten 37 en 53 op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob, openbaar te maken. Vooropgesteld zij dat nu medewerkers van TNO namens Nederland overleg hebben in het verband van de OECD-IGUS – een internationale organisatie van deskundigen op het terrein van explosieven – het in beginsel denkbaar is dat de betrekkingen van Nederland met de OECD-IGUS zouden kunnen worden geschaad zodra TNO deze documenten openbaar zou maken. Echter, naar het oordeel van de Afdeling heeft TNO in dit geval niet deugdelijk gemotiveerd dat openbaarmaking van voornoemde documenten de betrekkingen van Nederland met de OECD-IGUS daadwerkelijk zal schaden. Het betoog van TNO ter zitting dat openbaarmaking van deze documenten zal leiden tot een stroever verloop van de internationale contacten, is onvoldoende geconcretiseerd om tot een ander oordeel te leiden.
2.6.    Nu de beslissing op bezwaar ook ten aanzien van de documenten 23, 24, 37 en 53 niet van een deugdelijke motivering is voorzien, heeft de voorzieningenrechter terecht, zij het gedeeltelijk op onjuiste gronden, het besluit van 7 oktober 2003 wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb vernietigd.
2.7.    Het hoger beroep van Houthoff Buruma is gegrond. Nu het dictum van de aangevallen uitspraak juist is, dient zij, met verbetering van de gronden waarop zij berust, te worden bevestigd. Dit betekent dat TNO, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar dient te beslissen.
2.8.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van TNO ongegrond;
II.    verklaart het hoger beroep van Houthoff Buruma gegrond;
III.    bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust;
IV.    gelast dat TNO aan Houthoff Buruma het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 409,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Zwemstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2004
91-426.