ECLI:NL:RVS:2004:AR7121

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404310/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen voorbereidingsbesluit van de gemeente Steenwijk met betrekking tot bouwplannen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een voorbereidingsbesluit van de raad van de gemeente Steenwijk, dat op 18 september 2001 is genomen. Dit besluit betreft de voorbereiding van een bestemmingsplan voor een perceel gelegen tussen de [locatie] te [plaats]. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de gemeenteraad heeft dit bezwaar op 10 september 2002 ongegrond verklaard. De rechtbank Zwolle heeft op 19 april 2004 het beroep van de appellanten tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop hebben de appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld in brieven van 24 mei en 18 juni 2004.

De zaak is behandeld op 12 november 2004, waarbij de appellanten in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat mr. H. den Besten. De gemeenteraad werd vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter en C.D. Charité. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld. De appellanten hebben aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het voorbereidingsbesluit geen spoedeisend karakter heeft, wat volgens hen zou betekenen dat de beslissing op bezwaar niet in stand had kunnen blijven.

De Raad van State overweegt dat de gemeenteraad bij het nemen van een voorbereidingsbesluit een ruime beleidsvrijheid toekomt. Het besluit is bedoeld om een vrijstelling voor een bouwplan mogelijk te maken. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de bezwaren van de appellanten tegen het bouwplan van [partij] in het kader van het beroep tegen de verleende vrijstelling en bouwvergunning aan de orde komen. Het hoger beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

200404310/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 19 april 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Steenwijk, inmiddels Steenwijkerland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2001 heeft de raad van de gemeente Steenwijk een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) genomen voor het perceel gelegen tussen de [locatie] te [plaats], zoals aangegeven op de bij het besluit behorende tekening S-01-2781.
Bij besluit van 10 september 2002 heeft de raad van de gemeente
Steenwijk het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2004, verzonden op 19 april 2004, heeft
de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door
appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 24 mei 2004,
bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 juli 2004 heeft de gemeenteraad van de inmiddels
nieuwe gemeente Steenwijkerland (hierna: de gemeenteraad) van
antwoord gediend.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is [partij] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar
een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2004,
waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. H. den Besten, advocaat
te Almere, de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter en
C.D. Charité, ambtenaren der gemeente, en [partij] in persoon, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het besluit van 18 september 2001 houdt verband met de aanvraag van [partij] om vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, (oud) van de WRO en bouwvergunning voor een woning op het perceel gelegen tussen de [locatie] te [plaats].
2.2.    Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat aan het voorbereidingsbesluit een spoedeisend karakter ontbreekt, zodat de beslissing op bezwaar niet in stand had kunnen blijven.
2.3.    Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voorbereidingsbesluit. Daarbij komt de gemeenteraad, in aanmerking genomen de bewoordingen van dat artikel en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is.
Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het voorbereidingsbesluit slechts tot doel heeft om het voetpad aan de westzijde van het perceel naar de oostzijde te verplaatsen, zodat direct tegen de zijgevel van de [locatie] een woning kan worden gebouwd, en dat het geldende bestemmingsplan de bouw van een woning ter plaatse toestaat.
Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan.
De rechtbank is tot een zelfde conclusie gekomen.
2.4.    Voorts is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat de bezwaren van appellanten tegen het bouwplan van [partij] in volle omvang aan de orde komen in het kader van het beroep van appellanten tegen de op basis van het voorbereidingsbesluit verleende vrijstelling en bouwvergunning. Dat beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 19 april 2004 ongegrond verklaard. Het daartegen door appellanten ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.
2.5.    Hetgeen appellanten verder nog naar voren hebben gebracht, geeft evenmin aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
202.