200400995/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 december 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 4 oktober 2002 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van vijf appartementen met een parkeerkelder op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 15 januari 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 februari 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.G. Daas, wethouder van de gemeente, en L. Bas, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is daar [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. drs. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar, verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de ingevolge dat plan maximaal toegestane bouwhoogte wordt overschreden.
2.2. Het college betoogt met succes dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van gegronde redenen ter rechtvaardiging van de weigering alsnog vrijstelling te verlenen.
Blijkens het bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde besluit van 4 oktober 2002 is vrijstelling geweigerd, omdat het bouwplan door het college niet passend wordt geacht in relatie tot de bestaande karakteristieke bebouwing langs de Kennemerstraatweg. Het betreft hier een gewijzigd inzicht, omdat aanvankelijk bereidheid bestond om verlening van bouwvergunning door middel van vrijstelling mogelijk te maken.
Er is in hetgeen [wederpartij] in beroep heeft aangevoerd geen grond te vinden voor het oordeel dat het college dit gewijzigd inzicht over de stedenbouwkundige inpassing van het plan in heroverweging niet aan zijn weigering om vrijstelling van de toegestane bouwhoogte te verlenen ten grondslag heeft mogen leggen. Dat het college daarbij betekenis heeft toegekend aan de stedenbouwkundige criteria in de op 6 januari 2003 door de gemeenteraad van Heiloo vastgestelde welstandsnota, betekent, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat aan de weigering ten onrechte redenen van welstand ten grondslag zijn gelegd. Het college heeft met de verwijzing in het besluit van 15 januari 2003 naar de algemene kenmerken, waaraan gebouwen volgens die nota moeten voldoen – met name de voor de Kennemerstraatweg kenmerkende puntdaken – het standpunt dat het bouwplan stedenbouwkundig niet inpasbaar is voldoende draagkrachtig gemotiveerd.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] alsnog ongegrond verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 december 2003, in zaak nr. WRO 03/201;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004