200404074/2.
Datum uitspraak: 3 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting tot bescherming van het Dorpsgezicht", gevestigd te Sommelsdijk,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 4 september 2003 heeft de gemeenteraad van Middelharnis het bestemmingsplan "Havenkanaal" vastgesteld.
Bij zijn besluit van 6 april 2004, kenmerk DRM/ARB/03/13839A, heeft verweerder over de goedkeuring van het bestemmingsplan beslist.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 17 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2004. Bij brief van 19 oktober 2003 (kennelijk is bedoeld: 2004), bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [voorzitter], en
[penningmeester], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Sprietsma, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door J. van Rantwijk, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in demping van het Havenkanaal, de bouw van woningen in het tracé van de Havendijk en in de aanleg van een nieuwe watergang ten noorden van deze woningen.
Het plangebied valt deels binnen de grens van het beschermde dorpsgezicht Middelharnis-Sommelsdijk en wordt globaal begrensd door de Galgenweg, de bestaande bebouwing op D'n Diek, de voorziene nieuwbouw aan de Havenkom en de nieuwe wijk Westplaat.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bestemmingsplan goedgekeurd.
2.3. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bestemmingsplan en verzoekt schorsing van het bestreden besluit. Blijkens het verhandelde ter zitting beperkt het verzoek zich tot de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden", voorzien van de nadere coderingen "(a)" (aaneengesloten woningen) en "(e)" (met bijbehorende erven), ten zuiden van de in het plan voorziene watergang. Verzoekster voert onder meer aan dat de bouw van woningen in het tracé van de Havendijk zich niet verdraagt met de cultuur-historische waarden van het gebied. Zij wenst een landelijke, parkachtige invulling van de havenzone, zoals die in het bestemmingsplan "Westplaat" was voorzien. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat eerst een bestemmingsplan voor het beschermde dorpsgezicht had moeten worden vastgesteld. Zij betoogt dat het voorliggende plan het opstellen van een dergelijk beschermend plan frustreert.
2.4. Verweerder acht het plan in zoverre niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en is van mening dat de door verzoekster naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen aanleiding vormen het verzoek om schorsing toe te wijzen.
2.5. De Voorzitter stelt vast dat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak op 16 november 2004 in de bodemprocedure een deskundigenbericht heeft uitgebracht. Daaruit komt onder meer naar voren dat de oorspronkelijke structuur van het deel van het beschermde dorpsgezicht dat in het plan is begrepen cultuur-historische waarde heeft. Voorts wordt geconstateerd dat, waar voorheen het Havenkanaal in Middelharnis met de Havenkom in Sommelsdijk één langgerekt geheel vormde, met langs de noordrand daarvan de Havendijk, van één geheel na realisering van het voorliggende plan geen sprake meer is. De vraag of deze bevindingen voldoende zwaarwegend zijn om bij de belangenafweging de schaal tegenover de voorziene woningbouw te laten doorslaan vergt een onderzoek waartoe de bodemprocedure zich meer dan de onderhavige procedure leent.
De behandeling van de bodemprocedure zal binnen afzienbare termijn zal plaatsvinden, nu deze is geagendeerd voor de zitting van 31 januari 2005.
Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter aanleiding het bestreden besluit te schorsen, voorzover het betreft de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden", voorzien van de nadere coderingen "(a)" en "(e)", ten zuiden van de in het plan voorziene watergang teneinde onomkeerbare gevolgen in de tussenliggende periode te voorkomen.
Gelet op het voorgaande kunnen de overige bezwaren thans buiten bespreking worden gelaten.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 6 april 2004, kenmerk DRM/ARB/03/13839A, voorzover het betreft de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden", voorzien van de nadere coderingen "(a)" en "(e)", zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende gewaarmerkte kaart;
II. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Prins
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2004