ECLI:NL:RVS:2004:AR6764

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401820/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.A.M. van Angeren
  • J.H. van Kreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van documenten over ziekenhuisinfecties en de belangenafweging van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de besloten vennootschap Algemeen Dagblad B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Minister had op 20 september 2001 een verzoek tot openbaarmaking van documenten over infecties in ziekenhuizen tussen 1996 en 2001 gedeeltelijk ingewilligd. Echter, bij besluit van 29 mei 2002 verklaarde de Minister het bezwaar van appellante ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde op 19 januari 2004 dat de Minister de weigering tot openbaarmaking van bepaalde documenten moest heroverwegen, wat resulteerde in het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 12 oktober 2004 behandeld. De appellante, vertegenwoordigd door journalist R.K. Wessels en gemachtigde R. Vleugels, betwistte de beslissing van de Minister om bepaalde gegevens niet openbaar te maken. De Minister, vertegenwoordigd door drs. G.D. van Dijk en J. Wille, bijgestaan door mr. A.C. de Die, verdedigde zijn standpunt dat openbaarmaking van de gegevens zou kunnen leiden tot onevenredige schade voor de betrokken ziekenhuizen.

De Raad van State overwoog dat de informatie die door ziekenhuizen en het RIVM was verzameld, niet representatief was en dat openbaarmaking zou kunnen leiden tot een negatief beeld van deelnemende ziekenhuizen. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de beslissing van de Minister en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de belangenafweging die de Minister moet maken bij verzoeken om openbaarmaking van gegevens, vooral als deze gegevens mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de betrokken instellingen.

Uitspraak

200401820/1.
Datum uitspraak: 1 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Algemeen Dagblad B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2001 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) het verzoek van appellante tot openbaarmaking van verscheidene documenten over infecties in ziekenhuizen tussen 1996 en 2001 gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 29 mei 2002 heeft de minister het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2004, verzonden op 21 januari 2004, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 mei 2002 vernietigd, voor zover het betrof de weigering tot openbaarmaking van de correspondentie tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) met de individuele ziekenhuizen, en bepaald dat de minister met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 maart 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 juni 2004 heeft de minister van antwoord gediend.
Bij besluit van 11 juni 2004 heeft de minister de correspondentie tussen het RIVM en de IGZ met de individuele ziekenhuizen alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door R.K. Wessels, journalist, bijgestaan door R. Vleugels, gemachtigde, en de minister, vertegenwoordigd door drs. G.D. van Dijk en J. Wille, beiden ambtenaar ten departemente, bijgestaan door mr. A.C. de Die, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aangezien de nieuwe beslissing op bezwaar van 11 juni 2004 niet volledig aan het hoger beroep van appellante tegemoet komt, wordt zij ingevolge artikel 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geacht mede tegen dat besluit beroep te hebben ingesteld.
2.2.    Vaststaat dat de gevraagde informatie voor een groot gedeelte is terug te vinden in de gegevens die zijn verzameld door een deel van de ziekenhuizen en het RIVM in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg (CBO) in het kader van het project ‘Preventie van Ziekenhuisinfecties door Surveillance’ (Prezies). Deelneming aan Prezies geschiedt op vrijwillige basis en houdt in dat een ziekenhuis gegevens over bij hem voorkomende infectieziekten via het CBO, dat de gegevens anonimiseert, rapporteert aan het RIVM, dat deze gegevens afgezet tegen landelijke cijfers via het CBO aan het ziekenhuis terugstuurt. Het doel van Prezies is het bereiken van interne kwaliteitsverbetering bij de deelnemende ziekenhuizen teneinde het aantal ziekenhuisinfecties in Nederland terug te dringen.
2.3.    De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar van 29 mei 2002 in stand gelaten, voor zover daarbij is geweigerd de in het kader van Prezies verzamelde infectiecijfers te verstrekken. Volgens de rechtbank was niet onaannemelijk dat het vrijgeven van deze informatie tot onevenredige schade voor één of meer ziekenhuizen zou kunnen leiden, zodat naar haar oordeel de minister in redelijkheid heeft kunnen menen dat het belang van openbaarmaking niet kon opwegen tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken ziekenhuizen.
2.4.    Appellante bestrijdt dit oordeel tevergeefs. De in het kader van Prezies verzamelde gegevens leveren op zichzelf beschouwd en zonder nadere analyse geen betrouwbare informatie op over infectieziekten in Nederlandse ziekenhuizen. De hoogte van het infectiecijfer wordt niet alleen beïnvloed door de mate waarin voorschriften inzake hygiëne worden nageleefd, maar ook door factoren als de soort en zwaarte van verrichte operaties en de gezondheid van de patiënt. Voorts zijn de cijfers uit Prezies landelijk gezien niet representatief, aangezien lang niet alle ziekenhuizen in Nederland eraan deelnemen. Openbaarmaking van deze gegevens zou ertoe kunnen leiden dat ten onrechte een negatief beeld ontstaat van bepaalde deelnemende ziekenhuizen en dat daarmee deze ziekenhuizen ten opzichte van andere ziekenhuizen onevenredig benadeeld worden. Niet kan worden geoordeeld dat de minister het voorkomen van dergelijke onevenredige benadeling in dit geval niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking van de gevraagde gegevens.
2.5.    De minister heeft in de nieuwe beslissing op bezwaar van 11 juni 2004 voorts openbaarmaking geweigerd van meldingen door ziekenhuizen aan de IGZ van geconstateerde aanwezigheid van bacteriën, van een anonieme en onbevestigde melding per e-mail over het herhaaldelijk niet naleven van het MRSA-protocol door een ziekenhuis, en van een tweetal brieven met bijlagen van Prezies gericht aan het Spaarne Ziekenhuis en het Drechtstredenziekenhuis. In al deze gevallen vond de minister het belang van openbaarmaking van de gegevens niet opwegen tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken ziekenhuizen.
De Afdeling onderschrijft dit standpunt van de minister. Evenals bij de in het kader van Prezies verzamelde gegevens geldt voor meldingen inzake infecties aan de IGZ, die ook op basis van vrijwilligheid geschieden, dat openbaarmaking ervan tot een onevenredige benadeling kan leiden van de betrokken ziekenhuizen ten opzichte van ziekenhuizen die dergelijke meldingen niet doen. Nu het hier om niet voor de gehele zorgsector representatieve cijfers gaat en uit die cijfers bovendien niet kan worden afgeleid of de infecties in dat ziekenhuis al dan niet door onachtzaamheid worden veroorzaakt, valt niet in te zien dat, zoals appellante betoogt, openbaarmaking van deze gegevens de zorgconsument zou helpen in het maken van een bewuste keuze voor een bepaald ziekenhuis. De door appellante aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2002, no.
200103014/1, inzake de verstrekking van slagingscijfers van rijscholen door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, mist relevantie voor het onderhavige geval, aangezien het in die zaak ging om onderling goed vergelijkbare gegevens.
2.6.    Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellante ongegrond is. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Het beroep tegen het besluit van 11 juni 2004 is ongegrond.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart het beroep tegen het besluit van 11 juni 2004 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter,  en mr. J.A.M. van Angeren en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Haverkamp
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2004
306.