ECLI:NL:RVS:2004:AR6762

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401314/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Lage Schoense door gemeenteraad Boekel

Op 1 december 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Lage Schoense, 2de fase" door de gemeenteraad van Boekel. Dit bestemmingsplan, dat op 26 juni 2003 door de gemeenteraad was vastgesteld, voorziet in de bouw van ongeveer 40 woningen ten noordoosten van de kern Boekel. De goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant werd aangevochten door appellanten, die van mening waren dat het plan niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en dat het in strijd was met het streekplanbeleid.

De zaak werd behandeld op 20 augustus 2004, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door hun advocaat, mr. H.G.M. van der Westen. De gemeenteraad van Boekel werd vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van den Hoff en J.W.M. van Soest. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verscheen niet ter zitting. De Afdeling oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling stelde vast dat verweerder de bezwaren van appellanten met betrekking tot de stedebouwkundige opzet en verkaveling van het plan niet had betrokken in zijn beoordeling.

De Afdeling verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellanten en werd het griffierecht vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van bestemmingsplannen en de noodzaak om alle ingebrachte bezwaren serieus te overwegen.

Uitspraak

200401314/1.
Datum uitspraak: 1 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], respectievelijk gevestigd te [plaats] en te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Boekel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 juni 2003, het bestemmingsplan "Lage Schoense, 2de fase" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 december 2003, nr. 931411, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 12 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2004, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Boekel, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van den Hoff, advocaat te Veldhoven, en J.W.M. van Soest, ambtenaar van de gemeente.
Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, ter zitting niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan vormt de tweede fase van het woningbouwplan “Lage Schoense” en voorziet in de bouw van ongeveer 40 woningen ten noordoosten van de kern Boekel. Bij het bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring aan het plan verleend.
2.3.    Appellanten stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het plan heeft verleend. Zij voeren aan dat het plan geen recht doet aan een optimale stedebouwkundige opzet en verkaveling van het plangebied.
Voorts is het plan volgens hen in strijd met het streekplanbeleid ten aanzien van zuinig ruimtegebruik. De gemeenteraad heeft ten onrechte gesteld dat eigendomsverhoudingen en grondverwervingsproblematiek noopten tot aanpassing van het plan, aldus appellanten. Door het plan niet conform het voorontwerpplan te realiseren is volgens hen gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel.
2.3.1.    De gemeenteraad heeft, voorzover hier van belang, aan de gronden in het plangebied deels de bestemming “Agrarisch gebied” en deels de bestemming “Wonen” toegekend. In afwijking van het voorontwerpplan is de laatstgenoemde bestemming vanwege eigendomsverhoudingen en grondverwervingsproblematiek slechts toegekend aan de gronden die gemeentelijk eigendom zijn. De gemeenteraad heeft daarmee het aantal voorziene woningen teruggebracht van ongeveer 65 naar ongeveer 40 teneinde aan het provinciale woningbouwquotum te voldoen.
2.3.2.    Verweerder acht het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft daaraan goedkeuring verleend. Hij heeft daartoe overwogen dat het plan past in het provinciale planologische beleid.
2.3.3.    Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder het ook in de bedenkingen kenbaar gemaakte bezwaar van appellanten met betrekking tot de stedebouwkundige opzet en verkaveling van het plan, bij zijn beoordeling heeft betrokken. Dit klemt temeer aangezien de op de plankaart vastgelegde opzet en verkaveling niet in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van het plan vermeld in de plantoelichting. Anders dan in deze uitgangspunten is verwoord voorziet het plan niet in een overgangszone van de bestaande kern naar het buitengebied nu de in het plan voorziene woningbouw niet of nauwelijks aansluit bij de bestaande kern maar zich in een smalle strook uitstrekt naar het buitengebied.
Het bestreden besluit is in zoverre dan ook genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is reeds hierom gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van appellanten geen bespreking.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellanten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 16 december 2003, nr. 931411;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan appellanten;
IV.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2004
417.