ECLI:NL:RVS:2004:AR6756

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402094/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor recreatiebungalows in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Appellante, Bospark Beekbergen B.V., had een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van 25 recreatiebungalows op een perceel in Apeldoorn. Het college weigerde de vergunning op 5 juli 2002, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met het bestemmingsplan 'Stuwwal Parkzone Zuid'. Na bezwaar van appellante verleende het college op 28 mei 2003 alsnog de bouwvergunning, maar de rechtbank Zutphen verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond op 3 februari 2004.

Appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bouwvergunning terecht was geweigerd. De Raad van State oordeelde dat het college bij het primaire besluit terecht had geweigerd, omdat er onvoldoende garanties waren dat de recreatiewoningen bedrijfsmatig zouden worden geëxploiteerd. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er gerede twijfel bestond over de vraag of het bouwplan uitsluitend gericht was op bedrijfsmatig gebruik, gezien de mogelijkheid van privégebruik van de woningen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van het college om de bouwvergunning te weigeren werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van het bestemmingsplan en de voorwaarden voor het bedrijfsmatig gebruik van recreatiewoningen.

Uitspraak

200402094/1.
Datum uitspraak: 1 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bospark Beekbergen B.V., gevestigd te Barneveld,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 februari 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) appellante bouwvergunning geweigerd voor de bouw van 25 recreatiebungalows op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], gemeente Apeldoorn.
Bij besluit van 28 mei 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2002 herroepen en appellante alsnog de gevraagde bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 3 februari 2004, verzonden op 9 februari 2004, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 11 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 mei 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door C.J. Griesdoorn, werkzaam bij appellante, bijgestaan door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Lebbing, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan heeft betrekking op 25 recreatiebungalows op het door appellante geëxploiteerde recreatieterrein. Het college heeft bij het primaire besluit bouwvergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan “Stuwwal Parkzone Zuid” (hierna: het bestemmingsplan), doch bij de beslissing op bezwaar alsnog bouwvergunning verleend, omdat appellante en de gemeente Apeldoorn inmiddels een overeenkomst hadden gesloten strekkende tot het opnemen van een verplichting tot verhuur van de aan particulieren te verkopen recreatiebungalows. Partijen zijn overeengekomen dat als blijkt dat ook zonder een verhuurverplichting geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan - en derhalve reeds bij het besluit in primo bouwvergunning had moeten worden verleend – de hierboven genoemde overeenkomst wordt ontbonden.
2.2.    Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als “Verblijfsrecreatiebedrijf” aangegeven gronden bestemd voor het bedrijfsmatig bieden van recreatief verblijf aan personen – die elders hun hoofdverblijf hebben – in tot het bedrijf behorende recreatiewoningen, groepsaccommodaties en kampeermiddelen en op tot het bedrijf behorende verzorgende gebouwen ten dienste van die personen.
2.3.    Partijen zijn verdeeld over de vraag of bij de oprichting van te verkopen recreatiewoningen zonder de verkoopvoorwaarde die in de tussen partijen gesloten overeenkomst is opgenomen, sprake is van met artikel 3.9 van het toepasselijke bestemmingsplan overeenstemmend gebruik,  voorzover dat artikel eist dat recreatiewoningen dienen voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden voor recreatief verblijf.
2.3.1.    Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij het besluit in primo terecht de bouwvergunning heeft geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan op de grond dat de bouwwerken waarop het bouwplan betrekking heeft, niet dienen voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden voor recreatief verblijf.
2.3.2.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat ten tijde van het nemen van het besluit in primo onvoldoende was gegarandeerd dat de recreatiewoningen bedrijfsmatig zouden worden geëxploiteerd. Bij het college kon, gelet op de bij hem bekende gegevens over de voorwaarden waaronder de tot het bouwplan recreatiewoningen werden verkocht, gerede twijfel rijzen of het bouwplan uitsluitend zag op bedrijfsmatig te exploiteren woningen. Uit die gegevens blijkt immers dat louter privé-gebruik van die woningen uitdrukkelijk tot de mogelijkheden behoorde. Zo werden in een brochure van november 2001 de recreatiewoningen te koop aangeboden, waarbij onder “verhuurmogelijkheden” het volgende is gesteld: “Bospark Beekbergen beschikt over een professionele verhuurorganisatie die uw bungalow eventueel voor u kan verhuren. Natuurlijk is er een combinatie mogelijk van privé gebruik en vakantieverhuur. U bent natuurlijk ook geheel vrij om uw bungalow niet te verhuren en puur aan te wenden voor privé gebruik. Een aantrekkelijk verhuurrendement behoort zeker tot de mogelijkheden.”.
In het model van de koopovereenkomst, versie 29 maart 2001, zijn, voor zover van belang, de volgende verhuurbepalingen opgenomen:
”Het is de Eigenaar/Koper niet toegestaan indien hij zijn recreatie-eenheid wenst te verhuren, de verhuur anders te laten plaatsvinden dan door bemiddeling van de door de Verkoper daartoe aangewezen verhuurbemiddelingsorganisatie.
Het is de Eigenaar/Koper niet toegestaan de recreatie-eenheid langer dan vier weken kosteloos in gebruik af te staan aan familieleden. (…)”.
Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat bij het college terecht gerede twijfel is gerezen over de vraag of met het bouwplan uitsluitend is beoogd de recreatiewoningen bedrijfsmatig te exploiteren, nu uitsluitend privé-gebruik van die woningen uitdrukkelijk tot de mogelijkheden behoorde.
2.3.3.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit de verplichting tot het betalen van een bijdrage voor de algemene voorzieningen op het recreatieterrein niet meebrengt dat sprake is van het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot recreatief verblijf. De verplichting om appellante in te schakelen in geval van verhuur heeft de rechtbank daartoe eveneens terecht onvoldoende geacht. Hetzelfde geldt voor de verplichting tot aansluiting op voorzieningen van het park, de ligging van de recreatiewoningen binnen de poorten van het park, de in het hogerberoepschrift genoemde gedragsregels, alsmede de omstandigheid dat de recreatiewoningen blijven vallen onder de aan appellante verleende exploitatievergunning voor het park. Daar waar de mogelijkheid wordt geboden de recreatiewoningen louter privé te gebruiken, volgt uit genoemde omstandigheden immers niet dat de recreatiewoningen uitsluitend bedrijfsmatig zullen worden geëxploiteerd.
2.3.4.    Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank op met juistheid heeft geoordeeld dat het college bij het primaire besluit het bouwplan terecht in strijd met het bestemmingsplan heeft geacht. Nu het hoger beroep reeds daarom niet slaagt, kan hetgeen appellante overigens naar voren heeft gebracht buiten bespreking blijven.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Lodder
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2004
17.