ECLI:NL:RVS:2004:AR6738

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408758/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring werkplan ontgronding en herinrichting groeve Sigrano te Heerlen

Op 4 oktober 2004 verleende het college van gedeputeerde staten van Limburg goedkeuring aan het Werkplan 2004-2005 van Sigrano Nederland B.V. voor de ontgronding en herinrichting van de groeve Sigrano te Heerlen. Dit besluit werd aangevochten door de stichting "Stichting Behoud Brunssummerheide" en de vereniging "Vereniging Milieudefensie". Zij stelden dat de goedkeuring in strijd was met de vergunningseisen, omdat het werkplan voorzag in de ontgronding van een nieuw gedeelte van het terrein zonder dat eerder ontgronden gebieden waren afgewerkt. Daarnaast vreesden zij voor ernstige verstoring van flora en fauna in het nabijgelegen natuurgebied de Brunssumerheide.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek om een voorlopige voorziening op 8 november 2004. Tijdens de zitting werd duidelijk dat Sigrano recentelijk was begonnen met de afwerking van een eerder ontgronden terrein, maar dat deze werkzaamheden waren stilgelegd vanwege de aantasting van natuurwaarden. De Voorzitter oordeelde dat het college van gedeputeerde staten in het goedkeuren van het werkplan geen aanleiding had hoeven zien om het plan te weigeren, ondanks de onafgewerkte toestand van een aanzienlijk gedeelte van het terrein.

De Voorzitter concludeerde dat de ontgrondingen in het werkplan grotendeels op een afstand van 200 meter van het natuurgebied lagen en dat de ontgrondingen aan de noordelijke grens van het terrein afgeschermd zouden worden door reeds aangelegde depots. De Voorzitter oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de ontgrondingen een ernstig verstorend effect op het natuurgebied zouden hebben. Gelet op de betrokken belangen, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200408758/1.
Datum uitspraak: 24 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Behoud Brunssummerheide", te Heerlen en de vereniging "Vereniging Milieudefensie", te Amsterdam,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2004 heeft verweerder goedkeuring verleend aan het Werkplan 2004-2005 van Sigrano Nederland B.V. voor de ontgronding en herinrichting van de groeve Sigrano te Heerlen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 25 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 oktober 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 november 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. R.H.J. Pepels en mr. drs. S.M.D. van de Wiel, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is Sigrano Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht,
alsmede door [adjunct-directeur], en [adviseur], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 7 september 1999 heeft verweerder een ontgrondingsvergunning verleend aan Sigrano Nederland B.V.
(hierna: Sigrano) voor het ontgronden van terreinen in de gemeenten Landgraaf en Heerlen, grenzend aan de Brunssumerheide. Bij besluit van 10 april 2001 heeft verweerder goedkeuring verleend aan een wijziging van deze vergunning. Ingevolge voorschrift 4.7. van de vergunning dient de ontgronding te worden uitgevoerd conform het door verweerder goed te keuren werkplan. Ingevolge voorschrift 6.3. van de vergunning dient het werkplan jaarlijks te worden bijgesteld door middel van een door de vergunninghouder in te dienen gedetailleerd werkplan. Bij besluit van 4 oktober 2004 heeft verweerder goedkeuring verleend aan het werkplan 2004-2005.
2.2.    Verzoekers stellen dat verweerder het werkplan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij voeren aan dat dit plan in strijd met voorschrift 4.6. van de vergunning voorziet in de ontgronding van een nieuw gedeelte van het terrein zonder dat het gebied dat reeds aan de oorspronkelijke bestemming is onttrokken is afgewerkt. Voorts betogen zij dat het inrichten van depots en het ontgraven van gronden aan de noordzijde van het terrein, grenzend aan het beschermd natuurgebied de Brunssumerheide, zal leiden tot een ingrijpende verstoring van flora en fauna terwijl de werkzaamheden niet noodzakelijkerwijs daar moeten plaatsvinden.
2.3.    In voorschrift 4.6. van de vergunning is bepaald dat de ontgronding regelmatig voortgang moet vinden en zodanig moet worden uitgevoerd dat steeds een zo klein mogelijk oppervlak aan de oorspronkelijke bestemming wordt onttrokken dan wel in onafgewerkte toestand verkeert. Ter zitting is gebleken dat Sigrano recentelijk een begin heeft gemaakt met de afwerking van een terreingedeelte ter grootte van ongeveer 10 ha maar dat deze werkzaamheden door het provinciebestuur zijn stilgelegd vanwege aantasting van de natuurwaarden die ter plaatse inmiddels waren ontstaan. Voor dit terreingedeelte is, na overleg tussen verweerder, Sigrano en de gemeentebesturen van Heerlen en Landgraaf, een aangepast afwerkingsplan opgesteld dat naar verwachting binnen afzienbare tijd zal worden uitgevoerd. Voorts is gebleken dat verweerder in overleg met Sigrano en de gemeentebesturen van Heerlen en Landgraaf onderzoekt welke overige terreinen zo spoedig mogelijk kunnen worden afgewerkt. In dat verband is van belang dat Sigrano een bankgarantie van € 1.000.000 heeft gesteld voor de afwerking van de vergraven terreinen. Daar komt bij dat afgewerkte terreinen door middel van verkoop of pacht opbrengst kunnen genereren, in tegenstelling tot onafgewerkte terreinen. Een vertragende factor wordt gevormd doordat slechts die ontgonnen terreinen afgewerkt kunnen worden die voor Sigrano geen (logistieke) functie meer vervullen. Bovendien is voorafgaand aan afwerking van een terreindeel de instemming daarmee van de betrokken lokale overheden vereist. De Voorzitter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder in het gegeven dat ten tijde van het indienen van het werkplan 2004-2005 een aanzienlijk gedeelte van het terrein dat aan de oorspronkelijke bestemming is onttrokken in onafgewerkte toestand verkeerde, geen aanleiding heeft behoeven te zien om het werkplan niet goed te keuren.
2.4.    Ten aanzien van de tweede grond van het verzoek, overweegt de Voorzitter als volgt. Het werkplan voorziet onder meer in de aanleg van een depot voor dekgrond (depot 3b) langs de noordelijke grens van het terrein met het natuurgebied de Brunssumerheide. Bij de voorbereiding van het werkplan zijn ook andere locaties voor de aanleg van dit depot in ogenschouw genomen, maar deze zijn om bedrijfseconomische redenen dan wel anderszins ongeschikt bevonden. Door Sigrano is onderkend dat de aanleg van het depot op de in het werkplan gekozen plaats tot overlast voor het genoemde natuurgebied zal leiden en is onderzoek verricht naar de mogelijkheden om deze overlast zoveel mogelijk te beperken. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is in het werkplan opgenomen dat de opbouw van het depot in maximaal 50 werkdagen in de periode van 1 oktober tot 28 februari dient plaats te vinden. Gelet op deze in het werkplan opgenomen beperkingen en in aanmerking genomen dat het depot slechts langs een klein deel van de zuidelijke grens van het natuurgebied zal worden aangelegd en het depot na aanleg ook een positieve, afschermende invloed zal hebben, ziet de Voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in zoverre het werkplan niet heeft kunnen goedkeuren.
Ten aanzien van de door verzoekers bestreden ontgrondingen, overweegt de Voorzitter als volgt. Uit de bij het werkplan behorende kaarten blijkt dat deze ontgrondingen voor het grootste deel op een afstand van ongeveer 200 meter van de grens met de Brunssumerheide liggen.
Voorts blijkt daaruit dat deze ontgrondingen aan de noordelijke grens van het terrein grotendeels worden afgeschermd van het natuurgebied door het reeds aangelegde depot voor dekzand (depot 3a). Na aanleg van depot 3b zullen de ontgrondingen aan deze zijde van het natuurgebied geheel zijn afgeschermd. Voorts is van belang dat in de directe omgeving van het terrein al langere tijd ontgrondingswerkzaamheden en daarmee samenhangende depotvorming plaatsvinden. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat van deze ontgrondingen niettemin een ernstig verstorend effect op het natuurgebied zal uitgaan. Voorzover verzoekers stellen dat geen behoefte bestaat aan het fijne zand dat ter plaatse wordt gewonnen, overweegt de Voorzitter dat ter zitting van de zijde van Sigrano is toegelicht dat ter plaatse eerst fijn zand wordt gewonnen teneinde vervolgens het daaronder gelegen grove zand te kunnen winnen. De Voorzitter acht dit niet onaannemelijk en is van oordeel dat verweerder in dit bezwaar geen aanleiding heeft behoeven te zien om het werkplan niet goed te keuren.
2.5.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen de betrokken belangen, acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2004
417.