ECLI:NL:RVS:2004:AR6290

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406921/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' te Someren

Op 3 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Someren het wijzigingsplan "10e Wijziging bestemmingsplan 'Buitengebied 1998'" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker, die een kampeerbedrijf exploiteert nabij de locatie van de wijziging, op 16 augustus 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoeker vreesde dat de uitbreiding van het agrarische bedrijf, waarvoor het wijzigingsplan was bedoeld, negatieve gevolgen zou hebben voor zijn onderneming, met name door stankhinder. Hij stelde dat de goedkeuring van het plan door verweerder onterecht was, omdat niet voldaan zou kunnen worden aan de afstandseisen van de milieuwetgeving. De stankcirkel was niet op de plankaart vastgelegd, wat volgens de verzoeker een ernstige tekortkoming was.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 november 2004. Tijdens de zitting waren zowel de verzoeker als de vertegenwoordiger van verweerder aanwezig. De vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders van Someren was ook aanwezig. De Voorzitter heeft overwogen dat de beslissing op de aanvraag om een bouwvergunning voor de nieuwe vleesstierenstal was aangehouden, omdat deze onder de Wet milieubeheer valt en een milieuvergunning vereist is. De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien er nog geen definitieve aanvraag om een milieuvergunning was ingediend.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 november 2004.

Uitspraak

200406921/2.
Datum uitspraak: 19 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Someren het wijzigingsplan "10e Wijziging bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' ([locatie])" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 juli 2004, kenmerk 1002795/1011149 beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 16 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 november 2004, waar verzoeker in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Someren, vertegenwoordigd door drs. M.C. Wijers, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
[partij] is ter zitting niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” voor de gronden aan de [locatie]. Deze wijziging bestaat uit een vormverandering van het bouwblok teneinde de bouw van een nieuwe vleesstierenstal bij het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf mogelijk te maken.
2.3.    Verzoeker heeft op nabijgelegen gronden een kampeerbedrijf en vreest beperkingen daarvoor als gevolg van de uitbreiding van het agrarische bedrijf. Hij stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het plan heeft verleend en voert aan dat niet kan worden voldaan aan de afstandseisen die worden gesteld op grond van milieuwetgeving in verband met stankhinder. Ten onrechte is de stankcirkel niet op de plankaart vastgelegd, aldus verzoeker.
2.4.    Verweerder heeft bij zijn besluit goedkeuring verleend aan het plan en de bedenkingen van verzoeker ongegrond verklaard onder verwijzing naar de weerlegging van de door verzoeker ingebrachte zienswijze door het college van burgemeester en wethouders.
2.5.    Ter zitting is gebleken dat de beslissing op de aanvraag om een bouwvergunning voor de te bouwen vleesstierenstal is aangehouden aangezien het de oprichting van een inrichting met een vergunningsplicht ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) betreft. Daarbij is namens het college van burgemeester en wethouders onweersproken gesteld dat een vergunning ingevolge de Wm slechts verleend zal kunnen worden indien de op basis van de aanvraag te bepalen zogenoemde stankcirkel niet over het bouwblok op de gronden van verzoeker ligt. Voorts is gebleken dat nog geen (definitieve) aanvraag om een milieuvergunning is ingediend. Onder deze omstandigheden is de Voorzitter van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2004
417.