ECLI:NL:RVS:2004:AR5044
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- F.P. Zwart
- C.H.M. van Altena
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Hoogheemraadschap Krimpenerwaard inzake bestuursdwang en demping van watergang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Krimpenerwaard. Het college had op 9 oktober 2002 het verzoek van appellant om [belanghebbende] aan te schrijven tot het ongedaan maken van de gedeeltelijke demping van een watergang, afgewezen. Appellant was van mening dat het college handhavend had moeten optreden, omdat [belanghebbende] de Keur zou hebben overtreden. Het college verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond en de rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 12 november 2003.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [belanghebbende] de Keur niet heeft overtreden. Hij betwist de zorgvuldigheid van het onderzoek dat het college heeft uitgevoerd, waaruit zou blijken dat de sloot niet gedeeltelijk gedempt was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 juli 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellant als het college vertegenwoordigd waren.
De Afdeling oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat het college onterecht heeft geconcludeerd dat de sloot de toegestane breedte heeft. De door appellant overgelegde foto’s zijn niet relevant voor de zaak, en de stelling dat de toezichthoudende ambtenaar de sloot niet zorgvuldig heeft waargenomen, is door het college weersproken. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen [belanghebbende].
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.