ECLI:NL:RVS:2004:AR4608

Raad van State

Datum uitspraak
27 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401940/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Regeling tarieven luchtvaart 2002 en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vereniging "Gooise Zweefvliegclub" tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2004. De rechtbank had het beroep van appellante en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart ongegrond verklaard, nadat de Minister van Verkeer en Waterstaat op 4 december 2001 de "Regeling tarieven luchtvaart 2002" had vastgesteld. De Minister verklaarde het bezwaar van appellante en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart tegen deze regeling op 21 februari 2002 niet-ontvankelijk. Appellante stelde hiertegen hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij zij de gronden aanvulde in april 2004.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 september 2004 behandeld. De Minister werd vertegenwoordigd door mr. A.T.E. Beckand en mr. P.I.W.R. Maandag. De Afdeling oordeelde dat de Regeling tarieven zelfstandige rechtsnormen bevatte, die niet konden worden los gezien van de Luchtvaartwet en andere regelgeving. De rechtbank had terecht geconcludeerd dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk was, maar de Afdeling verbeterde de gronden waarop deze conclusie was gebaseerd.

De uitspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de Regeling tarieven als een besluit houdende algemeen verbindende voorschriften moet worden beschouwd. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2004.

Uitspraak

200401940/1.
Datum uitspraak: 27 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Gooise Zweefvliegclub", gevestigd te Hilversum,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2004 in het geding tussen:
1.    appellante
2.    de vereniging "Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart", gevestigd te Den Haag
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2001 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister) de "Regeling tarieven luchtvaart 2002" Stcrt. 2001, nr. 240 (hierna: de Regeling tarieven) vastgesteld.
Bij besluit van 21 februari 2002 heeft de Minister het daartegen door appellante en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 5 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 mei 2004 heeft de Minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Minister, vertegenwoordigd door mr. A.T.E. Beckand en mr. P.I.W.R. Maandag, werkzaam bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 76, tweede lid, van de Luchtvaartwet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de vergoedingen worden geregeld, verschuldigd voor:
a. het gebruik van 's lands luchtvaartterreinen;
b. werkzaamheden, door de Staat verricht;
c. diensten, door de Staat verstrekt.
Ingevolge artikel 159, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart wijst de Minister de werkzaamheden en dienstverleningen, verbonden aan de toepassing van de bepalingen van de Luchtvaartwet en zijn uitvoeringsmaatregelen, aan, voor het verrichten waarvan een vergoeding van de daarmee voor de overheid verband houdende kosten verschuldigd is door belanghebbende en stelt de verschuldigde vergoeding vast.
2.2.    Appellante bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de Regeling tarieven zodanig is verknoopt met bepalingen van algemeen verbindende voorschriften, zoals de Luchtvaartwet, de Wet Luchtvaart en andere regelingen, dat de Regeling tarieven daarvan niet kan worden los gezien, zodat, aldus de rechtbank, sprake is van een samenstel van algemeen verbindende voorschriften waartegen ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt. In dit verband heeft de rechtbank overwogen dat de Regeling tarieven geen zelfstandige rechtsnormen bevat.
2.3.    Anders dan de rechtbank, en met de Minister, stelt de Afdeling vast dat in ieder geval de artikelen 7, 8, 9, tweede lid, 19, 20, 21, 22, eerste lid, aanhef en onder b, c, d en e, en artikel 22, tweede en derde lid, van de Regeling tarieven zelfstandige rechtsnormen bevatten, nu hierin is bepaald dat voor de hier genoemde diensten en werkzaamheden aan de Divisie Luchtvaart een vergoeding is verschuldigd, en de vergoedingsverplichting voor deze diensten en werkzaamheden niet elders in de desbetreffende regelgeving is opgenomen. Reeds omdat de Regeling tarieven deze zelfstandige rechtsnormen bevat, is sprake van een besluit houdende algemeen verbindende voorschriften. Voorzover onderdelen van de Regeling tarieven geen zelfstandige normstelling inhouden, delen zij in het normstellende karakter van voornoemde bepalingen. Het primaire besluit van 4 december 2001 bevat derhalve algemeen verbindende voorschriften, die, gelet op artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. Mitsdien heeft de rechtbank terecht, zij het op andere gronden, geconcludeerd dat de Minister het bezwaar van appellante tegen dat besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze berust, te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Broodman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2004
204-450.