ECLI:NL:RVS:2004:AR3786

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407645/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • D. Haan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen kapvergunning voor bomenrooien in Schiebroekse Park

Op 17 juni 2003 verleende het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek van de gemeente Rotterdam een kapvergunning voor het rooien, toppen, afzetten, knotten of ringen van 2880 bomen in het kader van het Inrichtingsplan 2% vlak Schiebroekse Park. Dit besluit werd op 18 november 2003 door het dagelijks bestuur, na bezwaar van verzoekers, ongegrond verklaard. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die op 10 september 2004 het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens hebben verzoekers op 14 september 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De gronden van dit verzoek zijn aangevuld op 28 september 2004.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 30 september 2004 ter zitting behandeld. Verzoekers waren vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. K. Ulmer, en een deskundige van het Ecologisch Adviesbureau. Het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Kooij en ing. M.J.J. Groenewoud. Ook Rotterdam Airport was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. R.D. Rischen.

In de overwegingen van de Voorzitter werd gesteld dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De Voorzitter concludeerde dat de aangevoerde gronden van verzoekers geen aanleiding gaven om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Er was geen bewijs dat de vergunning op onjuiste feiten was gebaseerd of dat er onvoldoende informatie in de vergunning was vastgelegd.

Daarom werd het verzoek om schorsing van de kapvergunning afgewezen. De Voorzitter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 oktober 2004.

Uitspraak

200407645/2.
Datum uitspraak: 8 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 september 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek van de gemeente Rotterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2003 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek van de gemeente Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan de directeur van de dienst Gemeentewerken Rotterdam een kapvergunning verleend voor het rooien, toppen, afzetten, knotten danwel ringen van 2880 bomen met een stamdiameter variërend van 15 tot 60 cm voor de realisering van het Inrichtingsplan 2% vlak Schiebroekse Park.
Bij besluit van 18 november 2003 heeft het dagelijks bestuur, onder aanvulling van de motivering van het primaire besluit, het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2004, verzonden op 13 september 2004, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2004, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening zijn aangevuld bij brief van 28 september 2004.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, advocaat te Dordrecht, bijgestaan door P. de Groot, werkzaam bij het Ecologisch Adviesbureau Natuurwerk Mensenwerk te Reeuwijk, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Kooij en ing. M.J.J. Groenewoud, ambtenaren van de (deel)gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Rotterdam Airport, bij monde van mr. R.D. Rischen, advocaat te Rotterdam, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2.    Hetgeen door verzoekers is aangevoerd, geeft – mede gelet op het van toepassing zijnde toetsingskader – geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunning niet mocht worden verleend. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de Voorzitter voorshands niet kunnen vaststellen dat het dagelijks bestuur de vergunningverlening heeft gebaseerd op onjuiste feiten. Evenmin kan vooralsnog de conclusie worden getrokken dat in de vergunning onvoldoende is vastgelegd waarop die betrekking heeft.
2.3.    Gelet hierop, bestaat geen grond voor het bij wijze van voorlopige voorziening schorsen van de verleende kapvergunning.
2.4.    Het verzoek wordt afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Haan
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2004
27-435.