ECLI:NL:RVS:2004:AR2503

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401506/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen bouwvergunning voor kantoorgebouw in Breukelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 22 december 2003 het beroep ongegrond verklaarde tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een bouwvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Breukelen had op 6 november 2002 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een kantoorgebouw als voorbebouwing voor de brandweergarage op een perceel in Breukelen. Appellant, die in de nabijheid van het kantoorgebouw woont, stelde dat de verleende vergunning negatieve gevolgen had voor zijn woon- en leefomgeving. De rechtbank oordeelde dat appellant geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verklaarde zijn bezwaar niet-ontvankelijk.

De Raad van State heeft de zaak op 22 september 2004 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat appellant wel degelijk een rechtstreeks belang had bij de beslissing over de bouwvergunning, gezien de afstand van zijn woning tot het kantoorgebouw en de zichtbaarheid ervan vanuit zijn woning en tuin. De Afdeling kwam tot de conclusie dat de rechtbank en het college ten onrechte hadden geoordeeld dat appellant geen belanghebbende was. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant en moest het griffierechten vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met bezwaren van betrokkenen.

Uitspraak

200401506/1.
Datum uitspraak: 22 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 december 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Breukelen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2002  heeft het college van burgemeester en wethouders van Breukelen (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een kantoorgebouw als voorbebouwing voor de brandweergarage op het perceel kadastraal bekend gemeente Breukelen Nijenrode, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie].
Bij besluit van 1 mei 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2003, verzonden op 9 januari 2004, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 maart 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 april 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2004, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door
F.J. der Nederlanden, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Onder belanghebbende wordt in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    De verleende vrijstelling en bouwvergunning hebben betrekking op het inmiddels gerealiseerde kantoorgebouw voor de brandweerkazerne op de hoek van de [locatie].
Appellant is woonachtig aan de [locatie] te [plaats] in de nabijheid van het kantoorgebouw.
2.3.    De afstand vanaf het kantoorgebouw tot aan de grens van het perceel aan de achterzijde van de woning van appellant bedraagt hemelsbreed ongeveer 30 meter en tot aan de achtergevel van de woning ongeveer 42 meter.
Vanuit de slaapkamer op de eerste verdieping van de woning van appellant en vanuit diens achtertuin is een gedeelte van het kantoorgebouw zichtbaar.
Het kantoorgebouw is ongeveer 17 meter lang, 13 meter breed, 10 meter hoog en telt twee verdiepingen. In het kantoor zullen ongeveer 20 mensen werkzaam zijn. Het is gelegen in het centrum van Breukelen. Om de bouw van het kantoor mogelijk te maken zijn 9 parkeerplaatsen vervallen.
Appellant is voor het bereiken van zijn woning aangewezen op de route langs het kantoorgebouw. De Dannegracht is een doodlopende straat en ter plaatse geldt eenrichtingsverkeer.
2.4.    Gelet op het samenstel van vorenstaande feiten en omstandigheden moet worden geoordeeld dat het (gebruik van het) kantoorgebouw een direct effect heeft op de woon- en leefomgeving van appellant.
Anders dan de rechtbank en het college is de Afdeling dan ook van oordeel dat appellant in dit geval een voldoende eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar en rechtstreeks belang heeft bij het besluit tot verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor het kantoorgebouw om hem daarbij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb aan te merken. Zijn bezwaar is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 1 mei 2003 vernietigen. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.6.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 december 2003, SBR 03/1811;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breukelen van 1 mei 2003, FN/4171/250;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Breukelen in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 57,64; dit bedrag dient door de gemeente Breukelen te worden betaald aan appellant;
VI.    gelast dat de gemeente Breukelen aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00 en € 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2004
202.